5 december 2016

Herfst

Een gedachte

Over de korte stukjes van Karl Ove Knausgård

Het was een doordeweekse middag, ik zat in de bibliotheek, eigenlijk om te werken maar ik las Herfst van Karl Ove Knausgård. De Noorse schrijver die in het Amerikaans dat rondje bovenop zijn achternaam kwijtraakt – het wordt Knausgaard – schreef de zesdelige autobiografie Mijn Strijd.

Ik las het eerste deel, Vader, in 2013. Het laatste deel moet ik nog; daar wil ik in januari aan beginnen. Het heeft 1.100 pagina’s. Herfst is een tussendoortje. Knausgård schreef in een jaar tijd vier bundeltjes met mini-essays, elk vernoemd naar een seizoen, en dit is het eerste dat naar het Nederlands vertaald is. De rest volgt nu om de drie maanden.

Knausgård is niet bijzonder literair – tenminste, niet in de definitie die de meesten erop na houden. Soms is hij ronduit plat. En hij maakt het zich gemakkelijk met die essays. Het is alsof hij elke dag is gaan zitten achter zijn beeldscherm, om zich heen keek en het eerste dat hem opviel is gaan beschrijven. Een vogel. Een schoorsteen. Vingers. Knopen. Een toiletpot. (Hij zal naar het toilet zijn geweest en daar hebben gedacht: ha, stukje). Soms dwaal ik af tijdens het lezen, want hij is regelmatig kaal aan het omschrijven, alsof er slechts een dun laagje schrijverschap over een Wikipedia-pagina gelegd is.

Maar dan, soms, is het weer groots, dan zit er een versnellend ritme in de zinnen, dan merk je dat hij een gedachte binnendringt en op iets stuit. Dan is het ontleden van het alledaagse gelukt.