9 mei 2016

Oma

Een herinnering

Bij het overlijden van de moeder van mijn vader

Oma raakte opa al vroeg kwijt. Hij stierf in 1993, toen ik tien was. Opa was een landmeter, iemand die stukken land in kaart brengt. Van hen tweeën samen herinner ik me een specifiek beeld: dat ze weer in de auto stapten na een bezoek aan ons. Hij ging achter het stuur zitten en zij ernaast, en dan reden ze de straat uit. Bij een zinsnede als ‘het einde van de straat’ of ‘de straat uit rijden’ is dat nog altijd wat ik voor me zie: dat opa en oma dat doen, eerst een half rondje om de parkeerplaatsen heen, dan verderop de snelheidsheuvels, en aan het eind rechtsaf, mijn beeld uit.

Oma woonde in een flat in Almelo. Ze had vaak Classic FM opstaan. Ze had een parkiet, Pietje, een reeks encyclopedieën op alfabet en een wieg van Newton, zo’n ding met aan draadjes hangende balletjes. Als je een van de buitenste tegen de rest liet aantikken, tikte het balletje aan de andere kant terug.

In haar garage stonden twee fietsen die we konden lenen als we bij haar waren. Die garage was een wonderlijke plek. Er stond al jaren geen auto meer in, maar er was nog wel een werkbank van opa en er lag veel gereedschap. Ik herinner me ook spaarboekjes van benzinestations die niet meer bestaan, en die me het gevoel gaven dat ik op een plek was waar een voor mij onbekend verleden nog tastbaar was.

Oma was een dame, deftig als een koningin. Ze hield van mooie kleren en sieraden.

We waren eens bij haar in de zomer, en we hadden ijsjes gekocht. Een nieuw soort ijsje, rechthoekig met aan de ene kant een chocoladelaag en aan de andere kant een groot stuk biscuit. Maxibonnen, heetten ze. En oma vroeg: zijn er ook minibonnen?

Ze kwam vaak bij ons logeren in die jaren dat ze zonder opa was. Mijn vader haalde haar dan met de trein op uit Almelo. Dan was ze er een week lang als ik uit school kwam. Of het was kerstvakantie en we waren veel thuis. Oma hield ervan te helpen in huis. Ze stond bij mijn moeder in de keuken tijdens het koken, of dekte de tafel alvast. Ik kan haar stem nog horen als ze ons van onderaan de trap riep: komen jullie eten?

Oma kon mooi en gul lachen. Het was een vrolijke oma. Ze kon grappig zijn.

Ze werd ziek de afgelopen tijd. Erg ziek. In januari werd besloten dat ze voor de kanker in haar been zes weken lang elke werkdag bestraald zou worden. Ze had suikerziekte, veel langer al. De bestraling hielp niet. Alles stapelde zich op. Oma wilde niet meer.

Op de dag van haar dood, afgelopen maandag, liet ze de dominee nog een laatste keer komen. Verward en op het randje van opgeven had ze om opa gevraagd. Om half acht ’s avonds overleed ze.

Een paar jaar geleden verhuisde ze naar Zeeland, waar mijn oom en tante wonen. Een kleiner appartementje met hulp aan huis. Twee jaar terug, toen ze tachtig werd, gingen we daar op een zondag met z’n allen naartoe. Dat wist ze niet, dat we zouden komen. We stapten gewoon naar binnen en liepen op haar af. We aten broodjes en ik keek in fotoboeken. Ze was al zwakker toen, dat kon je goed zien. Mensen worden ouder. Aan het eind van de middag, toen we op het punt stonden weer weg te gaan, wreef ze me zomaar over mijn arm en leek ze te willen zeggen: kiek ‘ns an, je bent al groot. Je staat hier al een man te zijn.

Ze stond te wuiven bij het raam toen we wegreden.