21 juni 2015

Franstalig

Een observatie

Over een man in de stiltecoupé

In de trein van vrijdagmiddag was nog één plekje vrij, naast een forse man met een bril. Het was nog vroeg, kwart voor drie, maar blijkbaar wilde iedereen tijdig aan het weekend beginnen. Voor ik kon gaan zitten, moest de forse man een tas op schoot nemen.

Daarna begon hij tegen me te praten, iets wat ik twee maal niet verstond, en de derde keer met moeite: dat hij Franstalig was. Hij zei het met de klemtoon op ‘lig’. Hij stonk naar drank. Hij gebaarde wat, wees naar buiten, en zei iets over Nederlanders.

Ik probeerde eerst beleefd te luisteren – vreselijk is dat, dat je voelt dat iedereen om je heen meeluistert en toekijkt hoe je je uit een sociale mangel probeert te worstelen – maar zag toen een uitweg op de sticker van het raam. Ik wees ernaar. Stiltecoupé, zei ik, en ik hield mijn wijsvinger tegen mijn lippen.

Dat hielp niks. Sterker nog; het was alsof ik hem een standje hoger had gezet. Dat zei zíj net ook, zei hij, en hij wees naar de vrouw tegenover ons. Zij keek op haar beurt mij aan, en zei, Nederlanders onder elkaar: je komt niet van hem af, he? Aan de overkant van het gangpad bemoeide een man zich er nu ook mee.

Fuck Nederland, zei de Fransman toen, en hij bewoog zijn hele lichaam mee om te benadrukken dat hij een flink statement had geuit. Zo, zo, zei de vrouw sarcastisch.

Ik deed mijn oordopjes in, besloot te doen alsof ik hem niet meer hoorde en telde de minuten af tot Utrecht Centraal. Hij praatte nog een tijdje door, maar gaandeweg werd het mompelen, en toen ik weer zijn kant op keek, was hij in slaap gevallen.