20 mei 2011

Het was goed

Een totstandkoming

Over het maken van een auteursfoto

Hij wilde geen ‘regentenzoon’ van mij maken, zei hij. De fotograaf die door De Arbeiderspers was geregeld om mijn auteursfoto te maken, zat tegenover me. Hij had net koffie voor ons gehaald en wilde me eerst even leren kennen. Wie was ik? Waar kwam ik vandaan? Waarom had ik een boek geschreven? Ik wist niet zo goed wat een regentenzoon was, maar stemde in. Hij wilde me gewoon op de foto zetten zoals ik was – en daar was ik het mee eens.

Toen de koffie op was, haalde hij de camera uit zijn tas. Hij kwam net van een opdracht voor de krant, vertelde hij. Die wilden een paar foto’s van een bankdirecteur. Vreemd volk, bankdirecteuren. Dan was dit toch weer iets heel anders, een jonge schrijver. Hij draaide een extra lens op zijn camera en keek naar buiten. “Het is een mooie dag”, zei hij. “Dat zonlicht, daar kunnen we wel wat mee.”

Ik moest op een verhoging gaan zitten. Tegen de muur, in de hoek bij het raam. De fotograaf sleepte een stoel vanuit een andere kamer naar de hoek en liet er een reflecterend scherm tegenaan leunen. Ik vroeg waar dat voor was. Zo weerkaatst het zonlicht in je ogen, legde hij uit. En: goed dat ik een blauwe blouse aangetrokken had, want dat kleurde mooi bij mijn blauwe ogen. Ik had die ochtend nog sterk getwijfeld over de blouse.

“Goed”, zei hij na bijna elke ‘klik’ die zijn camera deed. “Ja, goehoed”. Soms zei hij “kun je -”, en als ik dan net ongemerkt mijn hoofd iets anders hield, was dat al wat hij me wilde vragen. “Ja, zo ja, goehoed.” Het kon niet anders of dit werden schitterende foto’s. Ik tilde mijn hoofd langzaam allerlei kanten op en hij klikte het richting de eeuwigheid.

Nadat we dat een tijdje hadden gedaan, wees hij me op een plukje in mijn haar. Dat moest eigenlijk weg, want het stond wat vreemd. “Dat piekerige hoort zo, zeker?”, vroeg hij. “Maar dat plukje is wel een beetje gek.” Ik ging voor het raam staan, bekeek mijn reflectie en drukte het met mijn hand naar beneden. Daarna gingen we verder.

Een paar weken later mailde hij me de foto’s en vroeg wat ik ervan vond. De mooiste was er een mét plukje. Ik mailde terug met de vraag of die nog weggephotoshopt kon worden. Daar zou hij z’n best voor doen en, warempel, een week later was het weg.