17 oktober 2014

MH17

Een herinnering

Over een nieuwsuitzending op hoog volume

Pas die donderdagochtend besloten we naar het strand te gaan en daar te overnachten, mijn vriendin en ik. Ik belde een bed and breakfast in Egmond aan Zee en de eigenares zei dat er nog één kamer was en dat er al mensen langsliepen en door het raam gluurden. Ik moest snel beslissen. Ik zei: dan nemen wij hem wel.

Op Utrecht Centraal misten we rond het middaguur de eerstvolgende trein die kant op, dus we slenterden weer de stationshal in, kochten wat te drinken en wachtten op een perronbankje op de volgende. Dat was ongeveer het moment, bedacht ik later, dat het vliegtuig opsteeg. Ik had ijsthee.

In Alkmaar huurden we twee ov-fietsen. We namen een route die ik kende van vroeger. Het was heet. Het fietspad strekte zich ver voor ons uit, een strakke lijn tussen weiland en snelweg. In de verte leek het asfalt te smelten.

Later ga je terugrekenen en dan denk je: het moet gebeurd zijn toen we daar net waren. Gek eigenlijk, want die twee dingen hebben niets met elkaar te maken, maar het is vreemd dat er alsnog zo’n tijd tussen zit, tussen het moment dat het gebeurt en dat het nieuws je bereikt. Er was nog niemand in Egmond aan Zee die het wist toen wij daar aankwamen, onze fietsen op slot zetten en op het balkon van de kamer een kopje koffie dronken. De eigenaar noemde het bedrag voor de overnachting en gaf me een bonnetje, en toen ik vroeg of we meteen moesten betalen, zei hij: dat doen we meestal wel.

We pakten spullen om naar het strand te gaan. De telefoons lieten we achter op de kamer. We aten een broodje ergens op een hoek, waar een jongen met het zweet op zijn voorhoofd onophoudelijk dezelfde truc met een skateboard oefende.

De rest van de middag brachten we door aan zee, op onze handdoeken en in het water. Daarna dronken we wat bij een van de strandtenten, waar ik een uit de bibliotheek geleend boek las dat ik maar matig vond, en langzaam werd het avond. Naast ons vertelde een vrouw van eind twintig haar beste vriendin dat ze zwanger was. Ze knuffelden elkaar en waren dolblij.

Ik las wat er gebeurd was toen we even terug waren om ons om te kleden. Ik denk dat er toen ‘minstens’ dertig Nederlanders aan boord waren, volgens de nieuwssites, die zich weer baseerden op boekingen bij reisbureaus.

We kleedden ons om, aten pizza en liepen daarna een tijdje over het strand. Er was een groepje jongens dat een bal hooghield, en ik keek van een afstandje met lichte jaloezie naar het tafereel. Verderop renden meisjes in hun ondergoed de vlakke zee in. Het was er al een beetje: een sluimerend gevoel, iets van onrust, maar misschien was ik liever onwetend.

In het dorpje was een kleine kermis. Botsauto’s, een paar grijpmachines. We liepen er op de terugweg langs, misschien na tienen, toen alles al was ingestopt onder de milde kou van die zomeravond, wachtend op de volgende ochtend, als er weer nieuwe kinderen zouden zijn.

Ik herinner me een café op de route naar ons bed and breakfast. Het was open, en van binnen kwam het geluid van een nieuwsuitzending op hoog volume, alsof er net een voetbalwedstrijd uitgezonden was. Maar het was er donker. Bij de bar stond iemand met gebogen hoofd in de omhelzing van een ander. We voelden het harde verdriet. Ondertussen de nieuwslezer, met nieuwe feiten, of dezelfde feiten voor de zoveelste keer herhaald.

Bij het ontbijt van de volgende dag ging het erover, toen de ernst meer en meer was doorgedrongen tot ons allemaal, en daarna kocht ik alle kranten die te koop waren bij een winkeltje dat ook schepjes en zonnebrand verkocht, en ik las ze op het strand, waar het harder waaide dan de dag ervoor.