01
Ik heb geen favoriete band. Een muziekliefhebber die zichzelf een beetje serieus neemt heeft geen favoriete band. Die luistert veel, die luistert breed. Die is bereid kritisch te zijn als het moet en te omarmen of terzijde te schuiven op basis van de intrinsieke kwaliteit en vernieuwingsdrang en zeggingskracht van een band, een album of een nummer. De echte muziekliefhebber is niet dogmatisch. Die laat zich steeds door iets nieuws overrompelen.
Zou ik een band mijn ‘favoriete band’ noemen, dan is dat deels ironisch. Omdat het leuk is de niet aflatende liefde voor muziek te vangen in de terminologie van de fan, het idolate van een tiener die zijn smaak denkt te hebben gevonden en nooit meer verder hoeft te zoeken.
Mijn favoriete band is The National.
02
Waarom zou ik daar eigenlijk ironisch over doen? Er is geen andere band of artiest waar ik in mijn leven zo vaak naar geluisterd heb. Mijn meest geluisterde liedje ooit is ‘Slow Show’. Ik heb ze dertien keer live gezien. Ik koppel gebeurtenissen in mijn eigen leven aan nummers van The National. ‘Lucky You’ aan het stuklopen van een relatie, ‘Mistaken for Strangers’ aan de beslissing niets te doen met mijn studie economie, ‘Rylan’ aan de eerste maanden met mijn zoontje. Ik heb mezelf in de teksten herkend, een introvert die op gezette momenten de extravert kan spelen. Ik ben aan de hand van deze band een dertiger en een veertiger geworden. Ik heb sinds ik The National ken in vijf huizen gewoond en in al die huizen, in al die periodes van mijn leven, heb ik naar hun muziek geluisterd.
03
Het was een zaterdagochtend in het voorjaar van 2005, ik was net 21 geworden en ik zat tegenover een Amerikaan die speciaal voor deze sollicitatieronde naar Nederland was gekomen. Zijn stoel boog mee als hij zijn grote lichaam achterover liet leunen, ik zat op zo’n ding waarvan er in de aula van een middelbare school twintig van op elkaar gestapeld staan. Hij sprak mijn voornaam – Peeh-derr – heel vaak uit, na bijna elke zin. Hij ademde zwaar en gedragen, alsof hij wilde benadrukken wat voor prestatie het was, en wees met een logge handbeweging naar het midden van de grote, ovalen tafel, naar een zwart, glimmend apparaat met een snoer. Het leek op een kleine ufo die aan de oplader lag.
Hij zei: ‘Sell me one of those speakerphones.’
Ik probeerde me te herinneren wat ik wist van verkooptechnieken. De trucjes en gesprekstechnieken waar ik nog niet zo’n weerstand tegen voelde als ik later zou doen, maar misschien begon het daar wel. Ik zei dat de speakerphone door Speakerphone Weekly was uitgeroepen tot speakerphone van het jaar.
Hij vroeg of ik nog vragen had en ik vroeg hoeveel ik zou gaan verdienen. Iemand van het werving- en selectiebureau had me opgedragen dat te vragen, want het was een verkoopfunctie en wie vraagt hoeveel hij gaat verdienen is geïnteresseerd in geld verdienen en dat is wat verkopen is.
De Amerikaan noemde het basissalaris en zei dat ik bonussen kon krijgen als ik mijn targets haalde. Ik knikte.
Toen liep ik naar buiten, naar het station, ik ging naar huis. Ik zou iets anders gaan doen, iets anders studeren, geen speakerphones verkopen en ook geen beeldschermen en laptops, ik ging niet in een pak naar mijn werk en ik wilde geen targets halen.
04
Een jaar later was ik naar Utrecht verhuisd en weer een jaar later koppelde een huisgenoot zijn externe harde schijf aan mijn laptop en sleepte een mapje met de naam ‘Boxer’ naar mijn bureaublad.
You have to do it running
But you do everything that they ask you to
’Cause you don’t mind seeing yourself in a picture
As long as you look far away
As long as you look removed
Showered and blue-blazered
Fill yourself with quarters
Showered and blue-blazered
Fill yourself with quarters
(Uit ‘Mistaken for Strangers’)
05
Het moet je ook op het juiste moment treffen. Precies als je ervoor openstaat, precies als het past. Je bent begin twintig en je begint langzaam te worden wie je gaat worden. Je zoekt in wat anderen gemaakt hebben naar een beter begrip van jezelf. En dan ontdek je die band, dat album, dat liedje. Je bent Truman aan het eind van de film, als hij de kartonnen horizon aftast. Er klapt plotseling een deur open en je gaat naar binnen.
06
Nummers van The National gaan over niet mee willen rennen met het kapitalisme, over moeizaam liefhebben, over sociale onhandigheid, over na een feestje nog eindeloos met je jas in je hand in het halletje staan te dralen en eigenlijk naar huis willen, behalve dat je weet dat je daar je geliefde weer zult kwijtraken tussen alle miscommunicatie, omdat je het nooit zo zal kunnen zeggen als je het eigenlijk wil zeggen, en dus is er een aanhoudend verlangen naar verbinding, naar iets échts, dat nergens gevonden wordt, behalve misschien in deze liedjes zelf.
07
Wat maakt een band je favoriete band?
Misschien is het niet hoe vaak je ernaar luistert. Je moet ernaar luisteren met een zekere onvoorwaardelijkheid. Je moet bereid zijn je favoriete band een minder goed album of een minder goede periode te vergeven. Je moet bereid zijn de fout bij jezelf te zoeken, misschien ben jij het, misschien luister je niet goed genoeg. Je moet je verheugen op nieuwe muziek van je favoriete band als die aangekondigd wordt, maar het moet je ook zenuwachtig maken, omdat je relatie met de muziek zal verschuiven, hoe dan ook, door wat er wordt toegevoegd.
08
Toen The National in 2023 een concert in de Ziggo Dome aankondigde, merkte ik dat ik er niet naartoe wilde.
Waarom was dat? We waren jarenlang samen opgelopen. Ik herinner me haarscherp het moment dat Boxer voor het eerst echt binnenkwam, ik zat in de bus in Utrecht, we reden net langs het Moreelsepark. De stem van frontman Matt Berninger liet zich maar moeilijk doorgronden de eerste luisterbeurten, maar nu gebeurde het. En tegelijkertijd: die drums. Wat ik ervoor zou geven het nog eens te horen zoals ik het toen hoorde.
Al gebeurde het in het klein daarna vaker. Juni 2017, ik was in mijn eentje naar de film geweest en liep langs de singel naar huis. ‘Guilty Party’ was die dag op Spotify gezet. Ik had er al een aantal keer naar geluisterd die dag en ik wist al dat ik het goed ging vinden, maar toch duurde het even. Het heeft een bijna tergend laag tempo, alsof het 10 procent sneller afgespeeld zou moeten worden, de drums lijken het nummer lusteloos te regisseren en de bariton van Berninger klinkt verveeld. Maar ik lijmde alles aan elkaar, het werd mooier en mooier, ik leerde de subtiliteiten kennen na vijf keer, na tien keer, ik ging erop zitten wachten, tot ik zeker wist dat ‘It all catches up to me all the time’ een prachtige zin is, ook al zou die me in bijna elke andere context ongezien passeren.
Dat had ik allemaal niet met First Two Pages of Frankenstein, het album dat begin 2023 verscheen en voortkwam uit een depressieve periode van Matt Berninger. Het openingsnummer gaat over hoe ondraaglijk het kan voelen het podium op te moeten lopen, al die mensen onder ogen te moeten komen. ‘Don’t make this any harder/ Everybody’s waitin’/ Walk-on’s almost over/ Teenagers on ice.’ In ‘This Isn’t Helping’, een duet met Phoebe Bridgers, wijst hij de goedbedoelde hulp van anderen af. ‘I know you think it’s kindness, but it’s not.’ Het album was explicieter, letterlijker. Het groeide niet met iedere luisterbeurt, zoals eerder juist bij The National altijd wel gebeurde. In songs van The National zit ook vaak iets van catharsis, humor, hernieuwde hoop, of anders op z’n minst de troost even in al dat zelfbewuste ongemak te mogen zwelgen. Daar was nu minder ruimte voor.
Bovendien had ik ze inmiddels in vijftien jaar tijd twaalf keer gezien. Goede en slechte optredens. Dat kan, elke band heeft goede en slechte dagen. Maar ik was me inmiddels ook te bewust van de omgang tussen de bandleden, waar ik de onderlinge sfeer aan af dacht te kunnen lezen. Het drinken van Berninger, of hij wel of geen contact zocht met het publiek, of hij grapjes maakte, de bijna dwangmatige manier waarop hij tijdens nummers zijn vuisten tegen elkaar liet botsen terwijl hij tussen bandleden heen en weer liep, als een beer die te lang in een te klein kooitje opgesloten heeft gezeten.
Het maakte me bij optredens licht nerveus. Ik kon er niet in opgaan. En het andere was dat ik merkte dat ik eigenlijk niet wil dat er andere mensen zijn bij een concert van The National. Ja, ook wel, want ik wil dat de dynamiek van een volle zaal iets toevoegt aan de muziek, maar ikzelf wil anoniem blijven in het kijken naar mijn favoriete band. Bij andere concerten wil ik er een gedeelde ervaring van maken. Bij The National niet.
09
Ik ging toch, in september 2023. Rechts boven mij, op de eerste ring met zitplaatsen, stond de hele avond een meisje van negen of tien jaar oud met haar handen op de railing. Bij de catharsis van ‘Mr. November’ zag ik haar gefascineerd neerkijken op de band en het publiek, op wat er onder haar allemaal gebeurde.
The National kon mij misschien niet meer ontwapenen, maar een ander wel. Haar nog wel.
10
Je moet opveren als je ergens een liedje van je favoriete band hoort, op een plek waar je het niet verwacht, in een café of zo, en ook moet het dan een beetje pijn doen, want het is niet alleen van jou, het is van alle mensen daar. Je moet dingen uit je eigen leven in die liedjes hebben opgeslagen, ze fladderen eruit weg als je ernaar luistert, als een vlinder die een tijdje tussen je gebolde handen zat. Je moet het willen draaien op momenten dat er iets verschuift in je hoofd, in je leven. Je moet de teksten kennen en meezingen, al is het maar zacht. Andere mensen moeten je favoriete band ook goed vinden, want die bevestiging heb je af en toe nodig, dat gevoel iets te delen, maar ze moeten het niet goed vinden op precies dezelfde manier als jij.
Je moet zo’n moment hebben, eens in de zoveel tijd, dat je ernaar luistert en niet anders kan dan je tanden op elkaar klemmen of op je knie timmeren of opstaan uit je stoel, en je voelt je anderhalf mens.
Je moet niet bang zijn voor de dag dat ze ermee stoppen.