8 november 2024

Schilderij in Frankrijk

Een gedachte

Over ons onvermogen om rustig in een kamer te zitten

Het was juli en we gingen naar Frankrijk. Dat hadden we Esper, ons zoontje van vijf, beloofd. Hij wilde graag op vakantie naar Frankrijk, want hij gaat er later wonen, als hij octopusonderzoeker is.

Maar een paar weken nadat we hem dat beloofd hadden, kochten we een nieuw huis. We kregen de sleutel op de eerste dag van de zomervakantie, en we moesten klussen, dus lang wegblijven konden we bij nader inzien niet.

Een week, besloten we, naar een dorpje in Noord-Frankrijk. Louvil heette het. We huurden via Airbnb een gelijkvloerse woning met een lange tuin. Inbegrepen was het voogdijschap over twee katten, Milo en Plûme. In de auto ernaartoe luisterden we naar ‘Ella, elle l’a’ van France Gall en andere zomerse Franse liedjes.

We droegen de tassen naar binnen en verkenden het huis, we riepen vanuit de verschillende kamers naar elkaar wat we tegenkwamen en deze week van ons zou zijn. We deden de tuindeuren open, de kinderen liepen de vlonder op.

Bij het zitgedeelte hing van alles aan de muur, en ik merkte dat ik gelijk wilde weten wat het allemaal was.

Dit was het. Links drie LP-hoezen boven elkaar, van boven naar beneden L’École du Micro d’Argent (1997) van de Franse hiphopband IAM, Harvest (1972) van Neil Young en Aux Armes et cætera (1979) van Serge Gainsbourg. Daarnaast twee ingelijste Star Wars-prenten, een met Darth Vader en een met een Stormtrooper, met ertussenin een houtschildering van de Franse straatartiest Mimi The Clown. Rechts een tekening van een vrouw in badpak die achterstevoren op een stoel zit, met daaronder nog een postertje van de vismarkt van Tsukiji, in Tokio.

En in het midden van dat alles: een Samsung Frame, zo’n luxe televisie die kunst laat zien als-ie uitstaat. Hij stond uit toen we het huis binnenkwamen en de eigenaren hadden (toevallig, of speciaal voor de Nederlandse huurders die ze verwachtten) voor De Sterrennacht van Vincent van Gogh gekozen.

De volgende ochtend pakte ik de afstandsbediening en bladerde door het kunstaanbod van de Frame. Ik koos een schilderij met twee mythisch uitziende beesten tegenover elkaar en een rivier ertussen. Het trok me aan, maar waarom, dat wist ik niet helemaal.

Direct had ik de neiging er dingen over op te zoeken. Wie heeft dit gemaakt, wanneer, wat is dit voor kunststroming, wat moet ik erin zien, wat wilde de kunstenaar?

Alsof niet het werk ertoe doet, maar de metadata.

Dat gebeurt vaker. Ik doe dit eigenlijk altijd. Als ik ergens een nummer hoor dat me bevalt, pak ik Shazam — snel, voor het liedje afgelopen is. Artiest, titel, jaartal? Voor ik aan een boek begin, wil ik weten of ik een debuut in handen heb of iets van een gearriveerde schrijver, wat de plek van dit werk is binnen zijn of haar oeuvre. Voor ik ook maar een seconde van een film heb gezien, weet ik er al heel veel óver. Wie erin speelt, wie ’m regisseerde, wat de IMDb-score is, welke prijzen gewonnen zijn.

Waarom doe ik dat? Omdat ik het nieuwe wil kunnen plaatsen binnen een context, denk ik. Binnen wat ik al ken. Maar ook omdat ik kunst al snel wil omzetten in kennis van kunst. Ik wil het opslaan in het mapje ‘Cultuurkennis’ in mijn hoofd. Ik wil cultuurhistorisch kapitaal op mijn rekening storten, zodat ik dat later kan uitgeven, in een gesprek met anderen, of voor iets wat ik zelf maak.

Kijk naar de opsomming hierboven, van wat er aan de muur hing: de LP’s en prenten en tekeningen, al die namen en titels en jaartallen. Ik kende die Franse hiphopband en die straatartiest echt nog niet — dat heb ik later opgezocht. Vermoeiend, eigenlijk. Voortdurend ben ik kunst aan het factchecken.

Maar kunst ís op zichzelf al iets.

Dus ik zocht er dit keer niets over op. Esper en ik zaten die ochtend op de lage bank tegenover de tv en keken ernaar. In de eerste minuten zagen we steeds meer van die beesten aan de oever van de rivier. De meest in het oog springende leken een kruising tussen tijger, beer en draak, maar we ontdekten ook grote hagedissen, meer aan de zijkant. De rivier suggereerde diepte, alsof die aan de horizon uitmondde in een meer of een zee, maar had door de simpele golfstreepjes ook iets plats. Op de voorgrond was de oever dichtbegroeid, daar waar de beesten er als vlammen uit een vuurzee uit tevoorschijn kwamen, maar op de achtergrond was het land kaal. We zagen natuurgetrouwe kleuren: het donkergroen van bebossing, het rood van vuur, het zwarte water.

Hij raakte afgeleid en ging iets anders doen, hij is vijf. Ik bleef kijken.

Wat nog meer? Dat beest aan de linkerkant leek me onmiskenbaar mannelijk, dat aan de rechterkant iets verfijnder, misschien was dat een vrouwtje. Hij was alleen (of was dat niet zijn staart maar een slang, boven zijn rug?), zij had steun van andere diersoorten. Door de mythische dieren vermoedde ik dat het schilderij van een Aziatische kunstenaar zou zijn.

Meer en meer werd het mijn invulling ervan. Niet meer wat het iedereen zou tonen, maar wat ík erin zag.

De avond voor ons vertrek had Joe Biden zich uit de Amerikaanse presidentsrace teruggetrokken. Het leek er sterk op dat Kamala Harris hem zou vervangen. Daar dacht ik aan. Dus ik zag Amerika in dit schilderij: aan de ene kant de solitair opererende blaaskaak, aan de andere kant het diversere collectief. De onoverbrugbare kloof tussen de twee. Het zigzaggende water, steeds kiest het een andere richting. Een dor, onvruchtbaar land zover het oog reikt.

‘Alle problemen van de mensheid komen voort uit het onvermogen van de mens om rustig alleen in een kamer te zitten’, zei de zeventiende-eeuwse Franse filosoof Blaise Pascal.

Daar moet deze week steeds aan denken. Ik heb weer veel opgezocht. Namen, plekken, percentages, verschillen, tellingen, uitslagen, voorspellingen. Midden in de nacht zocht ik ze op, en daarna kon ik niet meer slapen.

Het helpt misschien, zomaar in een kamer te zitten en niets op te zoeken, zoals in juli in dat huis in Frankrijk.

Misschien is dit schilderij wel heel beroemd, dacht ik. Misschien is het heel gek dat ik het niet herken. Dat kan, maar ik weet het niet en ik hoefde het niet te weten.

Deze beschouwing schreef ik voor De vierde versie, mijn nieuwsbrief over goed geschreven dingen. Je kunt je hier abonneren.