Bij Invito vond ik een goede schoen, suède, blauw als lentelucht na een bui. Ik trok hem aan en hij zat goed. Mag ik de linker ook, vroeg ik aan de verkoper. Toen keek hij al moeilijk.
Zeker, zei hij, maar het kan dat je een kleurverschil ziet.
De rechter had een tijdje in de winkel gestaan en was aangetast door het daglicht. De linker had al die tijd in de doos gezeten. Het mooie blauw waar ik voor was gevallen bleek een verkleuring; toen het paar nog bij elkaar was, waren ze samen feller blauw geweest.
Ik deed ze allebei aan en liep een paar stappen richting een spiegel in de winkel. Je ziet het wel erg goed, zei ik. Het was alsof ik een gedurfde modetrend uitprobeerde.
De verkoper zei: je moet ze gewoon aandoen met het stappen, dan ziet niemand het. En je haalt ze in elk geval niet door elkaar. Hij zei: je moet het van de positieve kant bekijken. Daarna bood hij me aan het paar voor de helft van de prijs mee te nemen.
Nu staat de linkerschoen thuis in de vensterbank, voor het raam. Ik ben van plan hem elke dag even om te draaien, en ik hoop dat hij net zo verkleurt als zijn broer, die diep zit weggestopt in een la, na al die maanden ongebreidelde vrijheid aan de zonnige kant van een Utrechtse schoenenwinkel.