Zo’n tachtig pagina’s voor het einde van deze bestseller vroeg ik me af of Emily St. John Mandel het allemaal nog wel bij elkaar ging krijgen. Er was nog zoveel uit te leggen. De Travelling Symphony was onderweg naar Severn City, een vliegveld waar ze, onder meer, hun vrienden Charlie en Jeremy hoopten te vinden. Maar wat was nu de precieze betekenis van die comic voor hoofdpersoon Kirsten? Wie is de ‘prophet’ en waarom kent hij die comic kennelijk ook? Waarom raakten anderen van de Travelling Symphony vermist? Waarom was het leven van filmster Arthur Leander, vóórdat de beschaving instortte, zo belangrijk voor meerdere personages?
Station Eleven is een boek uit 2014 over een pandemie. Het boek werd een HBO-serie, waarvoor de opnames begin 2020 moesten worden stilgelegd vanwege de echte pandemie. Life imitating art, maar gelukkig niet al te precies: in dit verhaal begint het weliswaar ook met hoesten en koorts, maar wie besmet raakt, is binnen 48 uur dood. Binnen enkele weken is bijna iedereen op aarde eraan bezweken en is de samenleving zoals we die kennen ten einde. Wie het ternauwernood overleefde, moet dat doen zonder elektriciteit en andere moderne uitvindingen, en binnen een van de in een oud tankstation of een Walmart gevestigde nederzettingen.
Aan de serie begin ik wellicht nog; eerst las ik het boek. Dat inderdaad veel verhaallijnen aan elkaar probeert te knopen, maar dat toch vrij overtuigend doet. In het eerste hoofdstuk zijn we bij een opvoering van Shakespeare’s King Lear in een theater in Toronto, op de avond dat het virus in Amerika voet aan de grond krijgt. Veel van de personages die later in het boek belangrijk worden, worden hier al slim geïntroduceerd.
In het restant wordt veel heen en weer gesprongen in de tijd. Onder meer naar twintig jaar na de ‘collapse’, als een theatergezelschap in de voorzichtig weer opkrabbelende beschaving langs nederzettingen reist om – ook weer – Shakespeare op te voeren. Onderdeel ervan is Kirsten, die als 8-jarige die avond in het theater van Toronto ook een rolletje zou hebben.
Maar het beste deel vond ik, denk ik, de lange vertelling over hoe het de groep op het vliegveld van Severn City is vergaan. Daar is een goede vriend van Arthur Leander, Clark, gestrand toen het virus toesloeg. Omdat allerlei vliegtuigen naar hier uitweken toen ze nergens anders konden landen, zijn hier mensen samengekomen die níét besmet waren – ze waren immers in de lucht toen de besmettingen op aarde begonnen, of ontliepen het door stom geluk – om er vervolgens jaren te verblijven omdat ze nergens naartoe konden. Het is onvoorstelbaar, en tóch is het herkenbaar: ja, zo zou de mens zich dan gedragen, zo zouden de sociale verhoudingen ontstaan. (En dan dat toestel dat daar staat! Het is geland met een besmet iemand aan boord en kon dus niet open. Iedereen op het vliegveld weet wat dat betekent voor alle passagiers daarbinnen, maar niemand praat erover. Het staat daar maar gewoon op de landingsbaan. Huiveringwekkend.)
De titel, Station Eleven, is in het verhaal ook de titel van een graphic novel van een van de ex-vrouwen van Arthur Leander. Het kost af en toe wat moeite om het grote belang daarvan voor de hoofdpersonages op waarde te schatten, maar ik begrijp plot-technisch wel waarom het erin zit. En misschien dat St. John Mandel daarnaast aanstuurt op parallellen met de bijbel: ook hier wordt aan een boek waarvan de oorsprong onduidelijk is een grote betekenis toegekend en worden er, met dat verhaal als onderbouwing, door sommigen (gewelddadige) opvattingen en machtswellust mee vergoelijkt.
Alles komt uiteindelijk samen daar in Severn City. Of, nou ja, niet alles. Hoewel je ook zou kunnen zeggen dat het allemaal té netjes in elkaar past, vond ik het juist jammer dat het leven van één belangrijk personage uit dat eerste hoofdstuk de rest van het boek de anderen niet meer kruist.