14 september 2011

Steentje

Een fragment

Geschrapt uit het manuscript van mijn debuutroman

De eerste begrafenis waar ik bij was, was die van mijn opa. Hij overleed aan een hartstilstand. Ik was vijf, misschien zes. Ik zat in de woonkamer toen mijn vader gebeld werd. Het was een zondag en ik was net gevallen bij het buiten spelen. We hadden rondjes gerend door de straat. Ik had een korte broek aan. Er zat een klein steentje in de huid van mijn knie gedrukt.

Toen mijn vader ophing, zei hij niets en liep hij naar boven. Ik hoorde hem twaalf treden nemen en iets tegen mijn moeder mompelen. Beneden peuterde ik aan mijn knie. Er bleef een deukje achter toen ik het steentje eruit had. Toen riep mijn moeder me naar boven.

Dit is wat ik me herinner.

Ik liep de trap op en zag mijn vader en moeder naast elkaar zitten op de rand van het grote bed. Mijn vader huilde. Dat was de allereerste keer dat ik hem zag huilen. Ze vertelden dat opa overleden was. Ik liep naar mijn vader en gaf hem een knuffel.

Ik stond daar, met zijn armen om me heen, hij zat een beetje ongemakkelijk voorover gebogen omdat hij op het bed zat en ik ervoor stond. Met mijn ogen op het laminaat gericht dacht ik terug aan de laatste keer dat ik opa en oma samen gezien had. Ze woonden aan de andere kant van Nederland, dus als ze kwamen, kwamen ze meteen een paar dagen logeren. Ik haalde de herinnering aan de laatste keer terug. Omdat ik dat toen deed, ben ik die laatste keer nooit vergeten.

Opa had oude ogen onder dikke wenkbrauwen en achter een grote bril. Hij gaf me een zoen en ging toen achter het stuur van zijn kleine witte auto zitten. Oma gaf me ook een zoen en ze zei dat ze volgende keer weer LEGO voor mij en mijn zusje mee zou nemen. Allebei roken ze naar die ene week in het jaar dat ze bij ons waren, naar opa’s scherpe aftershave en oma’s Palmolive-shampoo. Niets anders rook zoals de geurencombinatie van deze twee oude mensen. Een geur die in zo’n week met je mee ging als je buiten ging spelen. Een geur die je sneller dan gewoonlijk weer naar binnen trok als je moeder je riep voor het eten, want al was hij bij je, binnen was hij sterker.

Opa startte de auto, oma ging ernaast zitten en toen reden ze onze straat uit. Aan het eind zwaaide oma voor de laatste keer, niet vanuit haar elleboog maar vanuit haar pols, statig alsof ze de koningin was, en toen sloegen ze af naar rechts.

Dat was de laatste keer dat die geuren samen bij ons waren.

De dagen nadat ik mijn vader huilend op de rand van zijn bed had zien zitten, was ik er zeker van dat oma nu ook dood zou gaan. Blijkbaar was de dood erg dichtbij. Blijkbaar kon hij zomaar, wanneer je even thuis een steentje uit je knie zat te peuteren, de woonkamer binnendringen via de telefoon. Dan moest hij wel altijd in de buurt zijn. Dan moest hij wel dagelijks om het huis zwerven en door de brievenbus gluren. Vaker nog dan de postbode, want de dood kwam ook op zondag.

Later die week was de begrafenis, waarvoor we met de trein naar het oosten van het land moesten. Mijn vader kocht twee railrunnerkaartjes en met z’n vieren zaten we meer dan twee uur in de trein, onderweg naar onze dode opa en onze zielige oma. Ik las de Donald Duck, mijn zusje het stripje dat bij het Railrunner-kaartje zat. Daarna ruilden we. Onze ouders keken uit het raam.

Toen we er eindelijk waren, was oma gelukkig niet dood.

Op de begrafenis schudde ik geen handen, maar kreeg ik wel veel aaien over mijn bol. Mijn veter was los, maar ik durfde hem niet vast te maken. Deze gebeurtenis was vast te serieus om zomaar te bukken en je veters vast te maken. Dus liet ik ze de hele dag los hangen en keek ik maar extra goed uit of ik niet struikelde.

Ik denk deze week vaak terug aan die begrafenis, omdat ik sindsdien geen andere begrafenis heb meegemaakt. Dat was mijn eerste en enige. Ook Joey’s dood kwam binnen via de telefoon. Ook nu haal ik de laatste keer dat ik hem in leven zag, terug. Die dag moet terug, bovenaan de stapel, om niet meer te worden vergeten. Mensen vergeten te veel.

Enkele weken geleden heb ik het manuscript van mijn roman aangepast naar aanleiding van opmerkingen van de persklaarmaker. In de kantlijn van dit stuk stond: ‘Dit vertraagt, en niet op een goede manier!’ Dus heb ik het eruit gehaald. Omdat het desondanks zinnen bevat waar ik me een beetje aan ben gaan hechten in de afgelopen tijd, publiceer ik het hier.