woensdag 31 augustus 2022

The Ministry for the Future

Een leeservaring

Dit voorjaar las ik het (enigszins hoopvolle) klimaatscenario van Kim Stanley Robinson. Wat een merkwaardig boek.

Het is 2025, en India wordt getroffen door een immense hittegolf. Het wordt zó heet, in combinatie met zó’n hoge luchtvochtigheid, dat overtollige lichaamswarmte nergens naartoe kan. Twintig miljoen mensen gaan dood. Het is de eerste grote klimaatramp na de oprichting van een nieuwe internationale organisatie; een VN-orgaan dat, voortkomend uit het klimaatakkoord van Parijs van 2015, als taak heeft op te komen voor de mensenrechten van zij die nog geboren moeten worden. Dit moest dus eerst gebeuren. Nu is de wereld pas wakker.

Ik vond dit voorjaar een exemplaar van de sciencefiction-roman The Ministry for the Future in zo’n bibliotheekkastje bij ons in de buurt. Het was een paperback. Ik kon aan de lichte barstjes in de rug zien dat het boek tot ongeveer de helft gelezen was. Daarna moest de lezer zijn afgehaakt en besloten hebben het in dat kastje achter te laten. En hoewel ik zelf regelmatig geïntrigeerd was door de uitgewerkte ideeën, begreep ik ook goed dat een ander het niet uitlas. Daarover straks meer.

In een profiel in The New Yorker stond onlangs dat Kim Stanley Robinson (69), een Amerikaanse schrijver uit Californië, wetenschappelijke conferenties afloopt om er ideeën op te doen voor zijn boeken over de nabije toekomst. Zo was hij in 2010 op een bijeenkomst voor glaciologen, waar iemand hem vertelde dat we de zeespiegelstijging tegen kunnen gaan door gaten te boren in de ijskappen van Antarctica. De theorie is dat het water onder het ijs door zo’n gat omhoog gepompt wordt, om dan bovenop weer te bevriezen. De gletsjer zakt bovendien weer omlaag naar de aardkorst, zodat afbreken en wegdrijven – en dus een versneld smelten – voorkomen wordt.

Het is een van de ideeën die Robinson in The Ministry for the Future verwerkte. Hij schreef al heel wat sciencefiction, die onder fans van het genre erg populair werden, maar met zijn meest recente roman gebeurde iets bijzonders. Barack Obama raadde het aan, Ezra Klein van The New York Times zei dat elke beleidsmaker het zou moeten lezen. Klimaatjournalist Bill McKibben en essayist Rebecca Solnit prezen het om het geloofwaardig – alhoewel gedurfd optimistisch – uitwerken van hoe onze klimaattoekomst eruit ziet.

Het ministerie vestigt zich in Zürich. Aan het hoofd ervan staat de Ierse Mary Murphy. De bittere noodzaak van meer, véél verregaander klimaatbeleid blijkt dus kort daarna, door die hittegolf in India.

Zie hier waar de rest van het verhaal om draait. Natuurlijk is het de taak van de gehele mensheid om nóg meer klimaatcatastrofes te voorkomen door de uitstoot zo snel mogelijk omlaag te brengen, maar als het gaat om de weg wijzen en beleid bedenken kijkt iedereen naar de organisatie van Mary. Zij heeft een team van economen, historici, politicologen, biologen en glaciologen. Het is hún taak. Welke ideeën en initiatieven zijn er? Wat kan het ministerie? En wat kan het (tot hun grote frustratie) nog steeds níét, omdat de macht van tegenstribbelende overheden, grote bedrijven, de bureaucratie en het kapitalisme veel te groot is?

Kim Stanley Robinson kiest steeds weer een ander perspectief. Regelmatig schrijft hij in de derde persoon; vooral in de hoofdstukken waarin we Mary en de dagelijkse gang van zaken op het ministerie volgen. Maar hij experimenteert volop met andere vertelvormen. Soms is een hoofdstuk een getuigenis van een naamloze ik-persoon die ergens op de wereld met een gevolg van klimaatverandering krijgt. Soms is het een vagelijk ‘we’. In korte hoofdstukjes komen niet-menselijke vertellers als ‘de aarde’ of ‘de economie’, of ‘een atoom’ aan het woord. Soms heeft een hoofdstuk de vorm van een setje aantekeningen, opgetekend door iemand die bij een vergadering van het ministerie notuleerde of mee was op een werktrip.

Wat is dit een merkwaardig boek. Niet eens zozeer vanwege die vele soorten perspectieven, en ook niet omdat hele stukken bestaan uit een uitleg van het nut en de tekortkomingen van onze financiële systemen, internationale verdragen en wetgeving. Dat is, gek genoeg, vaak nog best interessant. Nee, het is vooral een vreemde leeservaring omdat het het ene moment de verbeelding zo prikkelt dat het bijna is of je rechtstreeks de toekomst in kijkt en het het volgende moment intens saai, richtingloos en onhandig geschreven is.

Zoals met het boren in de gletsjers leunt Robinson op ideeën en principes die al hebben postgevat in de huidige wereld, maar nog niet toegepast zijn – of in elk geval nog niet op grote schaal. De meeste tijd van Mary gaat naar het van de grond krijgen van een ​carbon coin​: een soort cryptovaluta waarin wordt uitgekeerd aan mensen of bedrijven die aantoonbaar een ton CO2 hebben bespaard of uit de lucht gehaald. De belangrijkste nationale banken staan in voor de stabiliteit van de koers en de munt kan worden verhandeld om er andere valuta voor te krijgen. Het komt erop neer dat oliebedrijven geld kunnen verdienen door géén olie op te pompen.

Andere ideeën die hij uitwerkt zijn wat bekender. Het ​half-earth​-principe bijvoorbeeld, naar het boek van bioloog E.O. Wilson uit 2016, die betoogde dat we van de helft van de aarde een natuurreservaat moeten maken om de biodiversiteit te redden. Of de 2000-watt society​, een visie waarin de mens niet meer dan 2.000 watt (of 48 kWh per dag) gebruikt. Of het idee van 4 in 1000, dat op de klimaatconferentie van Parijs in 2015 werd geïntroduceerd en ook in de Netflix-documentaire Kiss The Ground langskomt: landbouwgrond zou elk jaar 0,4 procent meer CO2 kunnen opnemen dan het jaar ervoor als we het duurzamer bewerken. Nansen-paspoorten: een document dat van een vluchteling iemand maakt die zich overal mag vestigen, naar het soort document dat door de Volkenbond werd uitgegeven na de Eerste Wereldoorlog. Het gedachtengoed van José María Arizmendiarrieta, een Spaanse katholieke priester die de Mondragón-coöperatie oprichtte, met een bedrijfsstructuur waarin de werknemers de gezamenlijke eigenaren van het bedrijf zijn en in een soort economische democratie bepalen wat de koers moet zijn.

Soms heeft het zijn oorsprong wat meer in een soort mythisch denken. Zoals het zevende-generatie-denken, dat van een Indianenstam zou komen en aanmoedigt bij elke handeling te herinneren wat de zeven generaties voor je ervan zouden vinden en te overwegen wat de zevende generatie na je zou willen dat je doet. Of de Tzadikim Nistarim (of Lamed-Vav): een notie uit het Jodendom dat er 36 rechtschapen mensen op de wereld zijn, heldhaftige mensen die elkaar niet kennen en van zichzelf niet eens weten dat ze erbij horen, maar samen in actie zullen komen op het moment dat het echt moet.

They have been scattered across the Earth by the Jewish diaspora, and have no idea who the others are. Indeed they usually don’t know that they themselves are one of the thirty-six, as they are always exemplars of humility, anavah. So if anyone were to proclaim himself to be one of the Lamed-Vav, this would be proof that actually he was not. The Lamed-Vav are generally too modest to believe they could be one of these special actors. And yet this doesn’t keep them from being effective when the moment comes. They live their lives like everyone else, and then, when the crucial moment comes, they act.

Met behulp van al die ideeën komt Robinson tot een wereld waarin nog steeds veel mis gaat, veel frustrerend langzaam gaat, maar er wél gaandeweg iets verandert.

Dat beschrijft hij bij vlagen hoopgevend, bijna utopisch. Er is een scène waarin Mary de oceaan oversteekt met een moderne zeilboot. Het laat zien: reizen kan schoon, volledig zonder uitstoot, en dat het niet snel gaat, doet er niet zoveel toe zolang je onderweg alles kunt wat je elders ook zou kunnen. Het is geen oncomfortabele noodzakelijke verplaatsing, gelijk aan een leven op pauze, in de wachtstand tot het elders weer opgepakt kan worden. Het is de beste werkplek denkbaar.

Her trip had taken nine days, and she had worked every day as if home in Zurich, except that she got more done. And the carbon burn, as calculated by Bob Wharton’s own personalized calculator, had been the same as it would have been if she had stayed at home. And the ocean crossing had been beautiful. She had sailed across the Atlantic! And now stood before a picture window in the Big Tower, looking across a huge wedge of the Pacific. Amazing!

Maar ook de gewelddadige, duistere of gevaarlijke kanten van een wereld die vecht tegen klimaatrampen werkt dit boek uit. India doet als reactie op de hittegolf aan geo-engineering: bewust asdeeltjes uitstrooien zodat de zon erop weerkaatst en het aan de grond minder heet wordt.

Dat betekent niet dat Robinson een hemel op aarde beschrijft. Op een dag storten door toedoen van anonieme drones zestig vliegtuigen neer, zodat niemand meer durft te vliegen. Het wordt ‘Crash Day’ genoemd. Containerschepen worden tot zinken gebracht. Kortom: er ontstaat een grootschalig eco-terrorisme, met het doel schadelijke vormen van transport te beletten omdat mensen ze te gevaarlijk vinden om zichzelf te verplaatsen of om in te investeren. Niemand eist die aanslagen op. Ook dat is tot op zekere hoogte voor te stellen, en draagt bij aan het idee zo via dit verhaal de nabije toekomst in te kunnen kijken.

En dan – dan zijn er de onbegrijpelijke keuzes en de vele voorbeelden van verhaaltechnische onbeholpenheid. De reden, vermoed ik, dat die ene lezer het boek weer terugzette in het buurtbiebje.

Aan het begin van het verhaal leren we Frank May kennen. Hij werkt voor een hulpverleningsorganisatie en is in een klein Indiaas dorpje de enige overlevende van de hittegolf. Na wat omzwervingen belandt hij ook in Zürich. Hij is hevig getraumatiseerd en zoekt nog íéts van zingeving. Op een avond gijzelt hij Mary, het hoofd van het ministerie, in haar eigen woning. Er ontstaat een vervreemdend gesprek. Frank gebruikt geen geweld, maar probeert haar wel zover te krijgen dat ze meer doet in de strijd tegen klimaatverandering. Hij oppert een ​‘dark wing’​: een geheime tak, vanuit het ministerie gecoördineerd, die ervoor zorgt dat de mensen die verantwoordelijk zijn voor de meeste uitstoot en de planeet het meeste geweld aandoen worden uitgeschakeld, ​by any means necessary​.

Gedurende het verhaal ontstaat er een band tussen Frank en Mary. Hij wordt na nog wat incidenten opgepakt en Mary begint hem in de gevangenis te bezoeken. Ze praten dan over haar werk, haar missie, de voortgang ervan. Worden we geacht om deze twee mensen te geven? Moeten we ze begrijpen, wat ze willen, de onderlinge dynamiek? Het is vrijwel onmogelijk, want beiden dwalen ze vrijwel zonder karaktereigenschappen door dit boek. Frank is zo getekend door de ervaring in de hittegolf dat hij niets meer is dan een trauma met een menselijke schil eromheen. Dat zou nog geloofwaardig kunnen zijn, maar Mary dan? Je zou haar standvastig kunnen noemen, iemand die zich in haar missie vastbijt. Verder is ze een bordkartonnen personage.

Meeleven met ze is daardoor zo goed als onmogelijk – en je kunt je zelfs afvragen of Robinson dat wel van de lezer vraagt. Ze verschijnen meestal op zijn pagina’s om ons over zijn ideeën te vertellen. Als ze met elkaar praten, doen ze dat zodat de schrijver iets kan uitleggen aan de lezer. Op het dieptepunt, tegen het eind, ligt Frank letterlijk op zijn sterfbed en begint zij ondertussen aan een hele verhandeling over de geopolitieke opstelling van China.

Er zijn meer vreemde keuzes. Op een gegeven moment wordt Mary vanwege terreurdreiging richting het ministerie op een geheime plek ondergebracht. Daar moeten ze ook weer weg, dus ze hiken over besneeuwde bergen naar een andere plek. Dat wordt ellenlang beschreven, die tocht, zonder enige spanning, uitermate repetitief en irrelevant. Ik dacht alleen maar: waarom? Waar is deze scène goed voor? Het is me niet duidelijk wat er op het spel staat, waar ze naartoe gaan, hoe dit het verhaal en het antwoord op de hoofdvraag (kan het ministerie de wereld redden?) een andere richting uit gaat sturen. Een frustrerende scène, en lang niet de enige.

Op andere momenten is het gewoonweg matig geschreven. Zoals deze, prompt vanuit het perspectief van een vluchteling die zich eindelijk ergens kan vestigen – dankzij zo’n Nansen-paspoort – en met familie een restaurant begint.

We work all day to prepare a meal. It’s a fixed menu for those who want the whole supper, and we take reservations, which sometimes happen and sometimes not, but by eight Or nine the restaurant is mostly full. Easy with the six tables. It’s almost like hosting a dinner party at home, except instead of friends coming over, it’s strangers. Or let’s call them acquaintances. Many are there for the first time, but some have been before and come back. We always greet those ones with a smile, and they often talk to each other.

Hier zit geen enkele interessante formulering in. Het is voorspelbaar, saai. De zinnen liggen dood op de pagina.

O, en dan is er nog dat eeuwige geëmmer over wat Zwitserland karakteriseert en de aard van de Zwitsers. Terwijl Robinson totaal lijkt te vergeten dat hij zijn personages moet inkleuren, hen moet beschrijven, hoe ze denken, hoe ze praten, hoe ze zich kleden, waarom ze zijn wie ze zijn, zodat ze tot leven kunnen komen en wij via hen iets leren over de wereld en onszelf, begint hij wel steeds opnieuw aan passages als deze:

Smooth, tasteful, kitschy, alabaster; the Swiss weren’t like that now. Bauhaus had struck them harder than anyone, they were all about design now, leapfrogging back toward Zwingli, or forward to some space-age clean line. Function as form, yes, that was Swiss style. Do it right, make it last. Clean, sober, elegant, stylish. The old-fashioned Heidi gestures banished to the touristic parts of the Alps where they belonged. Here in Zurich it was all about function.

Tegen het eind van het boek begint de mensheid eindelijk echt successen te boeken in de strijd tegen klimaatverandering. Dat zijn dan weer hoopgevende, kristalheldere beschrijvingen van wat ‘we’ voor elkaar gekregen hebben.

[It had] nothing to do with the season, or the economy tanking – all that had been factored in, and still there was a drop: it was now at 454 parts per million, having reached a high of 475 just four years before. Thus 5 ppm per year down: this was significant enough that it had been tested and confirmed in multiple ways, and all converged to show the figure was real. CO2 was going down at last; not just growing more slowly, or leveling off, which itself had been a hugely celebrated achievement seven years before, but actually dropping, and even dropping fast. That had to be the result of sequestration. It could only be anthropogenic. Meaning they had done it, and on purpose.

The 58th COP meeting of the Paris Agreement Sixth mandated global stocktake, concluded with a special supplementary two-day summing up of the previous decade and indeed the entire period of the Agreement’s existence, which was looking more and more like a break point in the history of both humans and the Earth itself, the start of something new. Indeed it can never be emphasized enough how important the Paris Agreement had been; weak though it might have been at its start, it was perhaps like the moment the tide turns: first barely perceptible, then unstoppable. The greatest turning point in human history, what some called the first big spark of planetary mind. The birth of a good Anthropocene.

Dus: dat is het optimistische perspectief dat dit boek ons biedt. Rond 2053 begint het aantal CO2-deeltjes in de atmosfeer terug te lopen. Dit is dan weer – hoewel ongetwijfeld vergezocht en onrealistisch volgens mensen die het beter kunnen weten – iets dat doet opveren. Een hoopvol doortrekken van de lijnen die nu, in het heden, soms al héél voorzichtig te zien zijn.

Daar had het van mij ook mogen stoppen. Robinsons poging om Mary daarna nog romantisch richting de zonsondergang te laten zweven in een luchtschip, met een soort moderne Jules Verne, behoort weer tot de slapste, oninteressantste hoofdstukken van het boek.