21 oktober 2013

Boks

Een herinnering

Bij de dood van Thomas Blondeau

Ik ontmoette Thomas Blondeau ongeveer twee jaar geleden. We hadden allebei voorgelezen op een festival in Leuven, België. Daarna zaten we in de kroeg, samen met mijn vriendin en een ander meisje, een gezamenlijke vriendin van ons. Op een moment in het gesprek maakte een van ons tweeën een opmerking, ik weet niet meer wat precies, maar het verbond ons in onze mannelijkheid tegenover de twee vrouwen met wie we daar zaten. Hij hield zijn gebalde vuist naar me op, klaar voor een boks, maar ik verwachtte een high five en hield mijn hand vlak. Tegelijkertijd pasten we ons aan aan de ander, waardoor het alsnog fout ging: mijn vuist belandde in zijn handpalm, die hij toen maar omklemde alsof hij een honkbal ving. We zwegen daar allebei over. Het was gênant. Later, als ik eraan terugdacht, kon ik daar nog steeds een restje van voelen. Maar sinds vandaag niet meer. Het angstaanjagende aan de dood is dat het een einde maakt aan meer dan je je ooit voor kunt stellen.