Tomorrow, and Tomorrow and Tomorrow was voor mij in de eerste plaats een boek over creatieve samenwerking. Sam en Sadie ontmoeten elkaar als kinderen en ontwikkelen een diepe vriendschap, die in het begin draait om het spelen van games en later op het samen bedenken en maken ervan. “There were so many people who could be your lover”, schrijft Gabrielle Zevin vanuit het hoofd van Sadie, “but, if she was honest with herself, there were relatively few people who could move you creatively.”
Hoe kom je tot een goed idee, tot het maken van iets goeds? Je haalt je inspiratie uit alles om je heen. Een poster aan de muur, iets wat je hoort op straat, een zin in een boek, een liedje dat iemand speelt in de tunnel van een metrostation, een eeuwenoud kunstwerk. Een beroemde houtsnede uit 1930 van de Japanner Katsushika Hokusai: zó moet onze game eruitzien, bedenken Sam en Sadie. Andere inspiratie (en daarmee nieuwsgierig makende verwijzingen voor ons, de lezers) komen uit de filosofie, wetenschap, de game-geschiedenis.
Of uit Shakespeare: de titel van het boek komt uit een monoloog in MacBeth.
“Tomorrow, and tomorrow, and tomorrow
Creeps in this petty pace from day to day,
To the last syllable of recorded time;
And all our yesterdays have lighted fools
The way to dusty death.
Zevin gebruikt het als een manier om de game-wereld te zien. Morgen, en morgen, en morgen, je kunt steeds weer terug naar het beginpunt en opnieuw beginnen, terug naar waar je het spel de laatste keer had opgeslagen en het nog eens proberen. Niets is voor altijd verloren.
Sam en Sadie dus. Warme, echte, getroebleerde, gecompliceerde personages. Ze komen elkaar weer tegen na die kindervriendschap, na elkaar jaren niet te hebben gezien. Sadie ontwerpt nu games voor haar opleiding, en Sam is ervan overtuigd dat ze samen moeten werken. Er is altijd een soort genegenheid geweest tussen de twee, een soort vrienden-verliefdheid, maar een stel werden ze nooit. Samenwerken willen ze. Als ze samenwerken, gebeurt er iets bijzonders. Ze bedenken Ichigo, een spelletje dat je als lezer voor je ziet, dat zo levendig wordt beschreven dat je het zou willen spelen. Ze worden er beroemd mee. Ik vond de wereld van dit boek machtig interessant.
Marx, een goede vriend, een zondagskind, iemand wiens talent het is het talent in anderen te zien, stuwt ze tot grotere hoogten. Ze beginnen met z’n drieën Unfair Games, een game-bedrijf in Los Angeles. En dan gaan er dingen mis, natuurlijk. Tussen hen, want ze hebben óók de neiging elkaar af te stoten, een tijdlang heel vervelend te vinden. En met de mensen die ze liefhebben.
Er gebeurt meer, nog veel meer. Iets te veel, als ik heel eerlijk ben, ook al omspant dit boek zo’n dertig jaar.
Maar eerst: de taal is vaak fantastisch. Droogkomisch, een soort ingetogen speels. Het past bij de verteller en de generatie die beschreven wordt. Ja, ik vond de vertéller sympathiek, innemend. Door de mooie woorden (ik noteerde: paramour, teetotaler, ameliorated, palimpsest, ouroboros, fripperies, Torschlusspanik, jejune), de zinnetjes, het subtiele sarcasme of de lichte, bijna liefdevolle spot. Of juist door iets ontroerends, niet zelden door gebruik te maken van een game-metafoor. Zoals als Sam steeds bij de duidelijk depressieve Sadie langsgaat:
“Why do you keep coming?” she asked.
“Because,” he said. Click on this word, he thought, and you will find links to everything it means. Because you are my oldest friend. Because once, when I was at my lowest, you saved me. Because I might have died without you or ended up in a children’s psychiatric hospital. Because I owe you. Because, selfishly, I see a future where we make fantastic games together, if you can manage to get out of bed. “Because,” he repeated.
Dan ga ik nu iets schrijven wat je misschien liever niet wil lezen als je het boek nog moet lezen.
Op het hoogtepunt van hun succes zijn Sam en Sadie in New York voor de promotie van een nieuwe game. Ze hebben een online wereld gecreëerd, Mapletown, een stadje waar iedereen kan rondlopen en elkaar kan tegenkomen. Een vriendelijke, sociale wereld, waar vrij links-liberale waarden in zijn geprogrammeerd. Sam en Sadie horen over een shooting bij een techbedrijf in Los Angeles. Dat zijn wij niet, denken ze nog, want wij zijn een gamebedrijf.
Er volgt een hoofdstuk in een gedurfde je-vorm, vanuit Marx, die er wél was toen twee gewapende jongens het bedrijfspand binnendrongen. Het is goed geschreven, prachtig zelfs, het is spannend.
Marx krijgt te horen dat die gewapende jongens in de lobby staan, en gaat naar beneden. Gordon, de receptionist, is de eerste die onder schot is gehouden. De jongens willen weten waar Sam is. Marx probeert tijd te rekken; zijn collega’s boven moeten allemaal naar het dak kunnen ontsnappen. Het gaat toch fout.
In het echte leven kun je niet steeds opnieuw beginnen. Daar is zoiets niet terug te draaien, niet wat je gedaan of gezegd hebt, niet dat ongeluk waarbij Sams voet verbrijzelde. Niet dit.
A prompt comes up on the screen: Start game from the beginning?
Yes, you think. Why not? If you play again, you might win.
Suddenly, there you are, brand-new, feathers restored, bones unbroken, sanguine with fresh blood. You are flying more slowly than last time, because you don’t want to miss any of it. The cows. The lavender. The woman humming Beethoven. The distant bees. The sad-faced man and the couple in the pond. The beat of your heart before you go onstage. The feel of a lace sleeve against your skin. Your mother singing Beatles songs to you, trying to sound like she’s from Liverpool. The first playthrough of Ichigo. The rooftop on Abbot Kinney. The taste of Sadie mixed with Hefeweizen beer. Sam’s round head in your hands. A thousand paper cranes. Yellow-tinted sunglasses. A perfect peach.
This world, you think.
You are flying over the strawberry field, but you know it’s a trap.
This time, you keep flying.
Ik vond de directe afhandeling van deze schokkende wending heel erg goed – maar ik vond het vanaf dat moment ook allemaal iets minder worden, tot het punt dat ik me afvroeg of het boek dit drama wel nodig had gehad. Dat vond ik dus niet meteen – nogmaals: ik ging erin mee, ik liet het me raken – maar het gevoel dat het het verhaal eromheen wat devalueerde bekroop me in het laatste deel dus wel.
Hoe goed het ook was opgezet en beschreven, alles rondom die schietpartij: het is nét te veel opgestapeld drama, bovenop alles wat er dan al gebeurd is en nog zal gebeuren.