24 februari 2016

Tuintegels

Een observatie

Over een bedrijfspand tegenover de trein

Hij had net koffie uit de automaat gehaald, de jongen die ik vanuit de trein zag, en draaide zich om. Toen zag hij ons, in die trein die op dinsdagochtend rond 8.15 uur in de ochtend tot stilstand was gekomen tegenover het bedrijf waar hij werkte, vlak voor Maarssen. Geamuseerd deed hij de lamellen opzij en keek hij ons aan, het kartonnen bekertje in zijn rechterhand. Daarna liep hij naar aanpalende kantoortjes om zijn oudere collega’s erop te wijzen: kijk eens, die volle trein, die staat daar zomaar.

Ik kon hem steeds van de ene naar de andere ruimte zien lopen, alsof het een theaterstuk was en wij, treinpassagiers, het publiek dat door de vierde muur heen keek. Overal had hij korte gesprekken tussen bureaus en beeldschermen en kalenders met planningen. Zo van: zie ze daar eens staan, als aapjes in een geel-blauwe kooi, opeengepakt en slaperig, afwachtend en chagrijnig.

Over de reden van ons oponthoud was nog niets omgeroepen, dus hield ik mezelf bezig met raden wat voor bedrijf dit was. Tegen de buitenkant stonden stukken tuintegels, in verschillende kleuren en vormen. De mannen werkten zonder haast, maar waren dus wel al vroeg aanwezig. Ik trok de conclusie dat de trein tot stilstand was gekomen tegenover de administratie-afdeling van een groothandel in tuinbestrating.

Het duurde nog een tijdje voordat de conducteur omriep dat we onze reis richting Amsterdam niet konden voortzetten omdat een andere trein tussen Maarssen en Breukelen een ‘aanrijding met een persoon’ had gehad. We moesten terug naar Utrecht.

Het duurde nóg een tijdje voor we daarna weer op gang kwamen. De voorkant van de trein moest de achterkant worden en vice versa. Tegen de tijd dat we wegreden, waren we al een tijdje niet interessant meer voor de tegelmannen. Hun werkdag was verdergegaan waar de onze gestokt was.