3 november 2023

Turbines/Pigs

Een luisterervaring

Over een nummer op een live-album dat misschien nooit op een studio-album zal verschijnen

Toen ik Ants from Up There van Black Country, New Road voor het eerst hoorde, stuurde ik het naar iedereen van wie ik wist dat ze Reflektor van Arcade Fire goed vonden. Het is het tweede album van een (toen nog) zevenkoppige Britse band, het verscheen in februari 2022. Ik vond het sensationeel, ik begreep niet zo goed waar ik naar luisterde. De nummers waren lang, er was opgebouwde spanning, er was rock maar ook waren er saxofoons en violen, er gebeurde zo veel.

Het deed me ook denken aan Car Seat Headrest, aan de eerste keer dat ik dat album hoorde, Teens of Denial. Het opbouwen en weer in elkaar laten kletteren van songs, de teksten over sociale nervositeit. Wat ook zal hebben meegeholpen, is dat op Ants from Up There een nummer staat dat ‘Concorde’ heet en het supersonische passagiersvliegtuig, waarvan een exemplaar in juli 2000 neerstortte, als metafoor gebruikt – en op Teens of Denial staat een nummer dat ‘The Ballad of the Costa Concordia’ heet, ook over een stuklopende relatie, nu met het in 2012 gezonken schip als metafoor.

Laatst hoorde ik iemand praten over dat moment dat je nieuwe muziek ontdekt die géén lineaire voortzetting van de bestaande muzieksmaak is. Dat het je dan niet alleen op een andere manier vastpakt, maar ook dat het je iets over jezelf leert. Oké. Dit vind ik dus goed. Wat zegt dat over mij en waar kan ik vanaf hier allemaal naartoe? Black Country, New Road is geen radicale breuk met mijn muzieksmaak, totaal niet eigenlijk, maar dit beschrijft wel mijn eerste ervaring met dat album. Het verruimde mijn luisterende geest, en ik wist ook dat ik er nog zoveel níét in hoorde, dat zich dat pas later zou openbaren.

Uiteraard zette ik in die tijd ook het eerste album op. Dat is net zo goed. Het instrumentale eerste nummer. Het versnellen en vertragen van ‘Opus’. God, wat een band.

Vrijwel direct nadat ik Black Country, New Road had leren kennen las ik dat de zanger, Isaac Wood, de groep verlaten had. Vier dagen vóór de release van Ants from Up There, hun tweede album binnen een jaar, stapte hij eruit. In een verklaring, geschreven in licht vervreemdende, onconventionele zinnen die juist daarom waarachtiger leken, stond dat hij mentale problemen had. Dat hij zich verdrietig en ook bang voelde. “And I have tried to make this not true but it is the kind of sad and afraid feeling that makes it hard to play guitar and sing at the same time.”

De geplande tour werd geannuleerd, en de rest van de band besloot, ook toen ze wel weer gingen optreden, nooit zonder hem iets te spelen waar hij aan had meegeschreven. Dat is nogal een beslissing; het betekende eigenlijk dat ze het materiaal van hun lovend ontvangen tweede album nooit live zouden kunnen spelen.

(Ik blijf ondertussen aan die zin denken: I have tried to make this not true.)

Toch luisterde ik een tijdlang bijna niet naar deze band, na die beginperiode. Ik weet niet zo goed waarom. Misschien, maar dit verzin ik nu pas, werd de opgebouwde spanning te weinig ontladen. Had ik onbewust de verwachting gewekt bij mezelf dat het album meer catharsis zou bieden, meer momenten van climax. En als je goed luistert, dan stoppen de nummers bijna altijd vóór het zover kan komen. Misschien wist ik niet zo goed waar ik mijn verwondering precies aan moest ophangen.

Maar deze week luisterde ik naar ‘Bread Song’, eerst bijna onopgemerkt omdat een Spotify-radiostation het opdiste, en na 3 minuten en 23 seconden stopte ik met wat ik aan het doen was. Die drumstokjes, de wending, de versnelling. Dit wás de climax misschien al, de ontlading, subtiel, ja, maar zoals je met iemand die je door en door kent aan een halve blik genoeg hebt, zo begreep ik dit nummer misschien nu ook beter.

Wood heeft eens ergens gezegd dat hij een opvoering van Music for 18 Musicians van Steve Reich zag en opmerkte dat er geen traditionele manier was voor de muzikanten om af te spreken hoe lang een noot zou moeten aanhouden. De lengte van een bepaalde partij werd bepaald door hoe lang (in dit geval) de klarinetspeler er de adem voor had. Dat wilde hij met dit nummer ook doen, maar dan met de hele band: ze zouden samen spelen, op elkaars uithoudingsvermogen en adempauzes inspelen en niet afspreken hoeveel tellen een partij precies zou aanhouden.

Maar ik wil ook graag vertellen over ‘Turbines/Pigs’. Daarom begon ik hier eigenlijk aan. Het is een nummer van een live-album van dit jaar uitkwam. De zes overgebleven bandleden namen het op gedurende drie avonden in Bush Hall, een concertzaal in het westen van Londen waar zo’n vierhonderd mensen in kunnen. De band schreef dus allemaal nieuw materiaal voor de liveshows. Op de plaat hoor je niemand een nummer juichend onthalen omdat het herkend wordt. Het is luisteren wat ze doen, het is het horen van iets compleet nieuws.

De muziek en tekst van ‘Turbines/Pigs’ werden geschreven door toetsenist May Kershaw. Het begint klein, op de piano, en dan is er wel die ontlading, na ruim zes minuten wordt het vuur opgepookt en vanaf daar laait het hoger en hoger op. Het is een geweldig nummer. Ik kan er bijna niet over uit dat een overduidelijk creatief muzikaal genie als die Isaac Wood de band verlaat en dat ze er nóg minimaal één blijken te hebben die dit kan. Dat ze het misschien alles zes wel kunnen.

Ze speelden het nummer op Glastonbury, deze zomer. Eerst doen ze het met z’n tweeën, zanger/toetsenist May Kershaw en de violiste, Georgia Ellery. De andere vier zitten dan gewoon naast elkaar op het podium, ze hebben pauze. Dan nemen ze hun posities in voor het werkelijk daverende slot.

Ze konden niet touren met het eerste album, want dat kwam begin 2021 uit en toen zaten we nog met corona-lockdowns. Toen het wel kon, wilden ze nieuw materiaal spelen. Ze konden niet touren met het tweede album, want voor het zover kon komen was Isaac Wood vertrokken. Ondertussen is er, zo lijkt het, een omgekeerde manier van werken ontstaan: Black Country, New Road speelt nummers een tijdlang veel live en zet ze dan, misschien, op een studioplaat. Als eindpunt van een creatieve periode, niet als het begin van iets.