Martin, inmiddels een vijftiger, wilde ooit een roman schrijven. Hij had al een titel: Nachtsonates. Hij wil ook al heel lang een biografie schrijven van een tijdgenoot van Hemingway die altijd ondergewaardeerd is gebleven. Maar hij maakte die projecten nooit af, en nu runt hij een kleine uitgeverij waarmee het niet geweldig gaat.
Rakel is zijn dochter. Ze is intelligent, nieuwsgierig, een taalwonder, maar ook zoekende in wat haar gelukkig kan maken. Haar vader neemt al jaren voor het gemak aan dat ze wel voor zijn uitgeverij zal komen werken, maar daar zet ze zich mede daarom juist tegen af. Als hij vraagt of ze een Duitse roman wil lezen, om te kijken of een vertaling de moeite waard is, zegt ze aarzelend toe.
Beiden zijn ze getekend door iets wat gebeurde toen Rakel jong was: haar moeder Cecilia ging er zomaar vandoor. Al zo’n vijftien jaar is ze nu spoorloos. Cecilia was uitermate knap en begaafd. Ze schilderde, ze stond model voor Martins beste vriend en beroemde kunstenaar Gustav, ze sprak allerlei talen. Ze kon zich verliezen in kunst en boeken, maar had moeite met het normale dagelijkse leven.
De vertaling van dat boek, van ene Philip Franke, zet de belangrijkste verhaallijn in gang. Rakel begint na veel treuzelen toch maar te lezen, en komt daarmee dan toch, misschien, haar moeder op het spoor.
Verzamelde werken is op momenten Knausgård-achtig: uitgebreide beschrijvingen van hoe iemand opstaat, koffie zet en de krant erbij pakt, gedachtengangen over literatuur en kunst, pagina’s lange verhandelingen over een feestje en wat er allemaal gedronken wordt.
Bij Knausgård werd dan altijd zijn ‘cadans’ geprezen; ik denk niet per se dat dat hier ook opgaat, maar ik ergerde me in elk geval niet aan het langzame verteltempo en (lange tijd) het gebrek aan spanning. Sandgren vertelt rustig en zorgvuldig. Niet in hemelbestormend proza, maar in toegankelijke, vriendelijke, herkenbare of tot de verbeelding sprekende scènes en plaatsen waar ze de lezer mee naartoe neemt. Soms valt ze te makkelijk terug op een al gebruikte omschrijving (meerdere keren is een exemplaar van een uit een tas gehaald boek ‘beduimeld’, in meerdere café’s en huizen ligt een ‘dambordvloer’) en soms staat iets er wel erg omfloerst (‘Maar algauw voelde ze een kristalheldere kalmte opkomen, waarbij de kennis van wat er gebeurd was ingekapseld werd en gescheiden raakte van alles wat met emoties te maken had’), maar verder is dit een boek met rijke taal zonder er dikdoenerig over te doen.
Het leest – bij gebrek aan een beter woord – prettig. Het was prettig om bij dit boek en dit verhaal in de buurt te zijn.
Het springt veel in de tijd, en dan ook nog regelmatig van Martin naar Rakel en weer terug, maar ook daar had ik weinig last van. Alleen op het eind was ik af en toe even kwijt met welke Martin ik nu precies te maken had: de jonge versie, die kleine kinderen had en zijn vrouw net kwijt was, of de vijftiger in de tegenwoordige tijd? Daar moet ik wel bij zeggen dat ik het vraag-antwoord-gesprek waar veel hoofdstukjes mee beginnen, letterlijke weergaves uit een interview dat Martin geeft aan een tijdschrift, een wat te gemakkelijke manier vond om een flashback in gang te zetten. Laat hem op een (meestal wat oppervlakkige) vraag iets dieps antwoorden over het Leven, en hop, je kunt als schrijver terug naar een gebeurtenis waar dat lichtjes op van toepassing zou kunnen zijn.
Al die tijd ligt die ene vraag onder alles: waar is Cecilia? Daar komt pas in deel 3, dat 150 pagina’s voor het eind begint, wat vaart in. Rakel gaat op onderzoek uit, terwijl Martin door een andere ontdekking uit het lood geslagen wordt. Hier gaat het verteltempo omhoog, maar dat is nu net het gekke: na zoveel breed uitgesponnen mystiek rond die verdwenen vrouw gaat de opheldering ervan alsnog wat onbevredigend rommelig en haastig.