5 april 2022

Voor alles

Een liedje

Over het verschuiven van een cruciale zin in een gedicht van Joost Zwagerman

Amanda Kuyper interviewde Wende Snijders voor NRC, en zij, Wende, begon in dat gesprek over ‘Voor Alles’. In 2017 won ze daarmee de Annie M.G. Schmidt-prijs, voor het beste theaterlied. De tekst is naar een gedicht van Joost Zwagerman. Het gedicht heet ook Voor alles (maar dan zonder hoofdletter voor het tweede woord, wat ik mooier vind; we zijn hier Amerika niet) en verscheen in de gelijknamige bundel, uit 2014.

Voor alles

Voor te veel mensen in een lift of streekbus
of gewoon een kamer. Voor de krans van
melkwegen, sluiers, nevels en hun zwarte gaten.
Voor je eigen brein, een stuk of wat insecten,
vrouwen, hun stemmingen en stemmen, voor
kokend water, vliezen, scharen, ademhaling.
Voor de meeste onbenulligheden, groot en groter.
Voor de ontijd van mijn ouders, toen vanaf kansels
en in kazuifels men met hel en nauwe poorten dreigde.
Voor sommige geluiden en het levende bij die geluiden.
Voor mails en sms’en, voor enveloppen op mijn tafel.
Voor dromen en demonen, voor uitsluiting en
vrijwel alle onbekenden. Voor woorden in zinnen.
Voor volwassenen die te hard lachen. Die lachen.
Voor de elementen. Voor volk en vaderland.
Voor grote drommen, de deurbel en voor straf.
Voor gepatenteerde gekken en sommige familieleden.
Natuurlijk ook voor ziektes waarover je op school iets leerde.
Voor school, en alles wat erna moest komen.
Voor de ontdekking dat die ziektes ook in dingen huizen
en dat dingen vaak mensen in vermomming zijn.
Voor de aanblik die ik bied en niet wil bieden.
Voor de benauwenis van aangeboren schaamte.
Voor de waarheid, of liever: de dynamiek van harde feiten.
Voor toekomst en verleden en het stuiterende
hier en nu. Voor saters, hufters, brede schouders
en voor types die met messen spelen.
Voor dieren, hoewel niet de meeste. Voor
personen die snoevend zeggen vrij te zijn
van alle vrees. Voor gedachten, andermans of eigen.
Voor tekens. Sporen. Hoogte. Diepte.
Voor alles wat aan taal ontsnapt
en voor vermoedens van om het even.
Voor God, toch nog. Voor mijn hartslag,
en nog net niet voor figuren
die spontaan aan goede doelen geven.
Voor, een fractie later, die figuren.
Voor alles altijd bang geweest,
niet vrijblijvend maar met recht en reden.
Voor zowel de grote greep
als laatste resten, rafelranden.
Voor de kleinste deeltjes, neutronen, elektronen,
ook de quark, alles groter dan het wijkend Zelf.
Voor sferen, suizingen en de zekerheid
ook thuis in één oogwenk alles kwijt te zijn.
Voor gebouwen zonder ramen, voor
doodgaan en voor alle doden, in films of van nabij.
Voor doodzijn misschien iets minder.
Voor deze constatering. Voor constateren.
Voor kinderen die vragen stellen. Maar
meer nog voor die vragen.
Voor schijnbewegingen, herhalingen
en de grandeur van allerhande eeuwigheden.
Voor alles altijd overtuigd, hoog in de adem
en zuiver in de leer tot in het merg bang geweest,
op het stupide en futiele af,
met oogkleppen en hondentrouw.
Voor alles altijd bang geweest,
ook in tijden waar je alles
op de vingers van één hand.
Voor alles altijd bang geweest,
maar niet voor jou,
nee, niet voor jou.

Wende Snijders en Joost Zwagerman hadden af en toe contact. Hij had haar eens een mailtje gestuurd, vertelt ze op haar YouTube-kanaal, met de vraag of zij Voor alles op muziek wilde zetten. Dat vergat ze. In september 2015 las ze in de krant dat Zwagerman zelfmoord had gepleegd. Die dag deed ze het alsnog.

Frank Verhallen, die op zijn website gedichten plaatst met daaronder zijn gedachten erover, schreef in 2018 dat het jammer is dat Wende Snijders een cruciale zin, Voor alles altijd bang geweest, naar voren haalt. Zwagerman zegt het pas op tweederde van het gedicht voor het eerst, waardoor je als lezer dan pas, met terugwerkende kracht, al die voorgaande ‘voors’ begrijpt. Die opsomming van benauwende beelden, die wel al angst ademt, maar het was al die tijd nog niet gezegd.

‘Jammer’ vind ik het niet. Het gedicht deelt een klap uit en geeft een aai. De klap is dat het er zo expliciet staat: dit zijn allemaal dingen om bang voor te zijn. De aai komt helemaal aan het eind: Maar niet voor jou/ nee, niet voor jou. Wat op zichzelf weer een complete wending van de betekenis is. Misschien dat die klap aan kracht inboet bij Snijders, omdat ze die zin naar voren haalt en herhaalt. Het is geen harde, onverwachte uithaal meer. Ze maakt er simpelweg het refrein van.

Maar het gedicht kan (moet!) meteen herlezen worden: nu de lezer het wéét kan hij opnieuw beginnen en die opsomming beter begrijpen. Voor doodgaan en voor alle doden, in films of van nabij./ Voor doodzijn misschien iets minder./ Voor deze constatering. Wat hier precies staat, kan je bij de eerste keer lezen ontgaan zijn.

Het lied werd in de theatershow Mens gespeeld (en ook, kort na Zwagermans dood, bij DWDD) en moest daar met één opvoering binnenkomen. Daarvoor is die herhaling nodig. En daarvoor is het ook nodig dat de betekenis eerder doordringt. De luisteraar in de zaal kan niet terugspoelen. Ze zingt het al na enkele zinnen en herhaalt het vaak, zodat de theaterbezoeker het er ook de eerste keer al snel bij elke zin achteraan hoort.

Hij gebruikt de mogelijkheid dat de lezer herleest; zij gebruikt de muziek. De angst zit ook in de muziek, die opdringt, om je heen sluipt. Het is een tikkende klok, een achtervolging. Op tweederde, ongeveer op het moment in het gedicht dat voor het eerst het woord ‘bang’ voorkomt, schakelt zij de muziek terug. Alsof de achtervolging nu een stilstaan is. Een in de ogen kijken. En dan ontsnapt ze richting die laatste zinnen. Maar niet voor jou/ nee, niet voor jou.