27 september 2018

Luchtballon

Een totstandkoming

Schrijver Sabine van den Berg geeft op het blog van Lebowski “schrijftips aan de hand van literaire voorbeelden”: als ze een boek heeft gelezen dat ze goed vindt, legt ze uit waarom het haar beviel en wat schrijvers in spé ervan kunnen leren. En ze kiest een favoriete zin. In die rubriek had ze het […]

Schrijver Sabine van den Berg geeft op het blog van Lebowski “schrijftips aan de hand van literaire voorbeelden”: als ze een boek heeft gelezen dat ze goed vindt, legt ze uit waarom het haar beviel en wat schrijvers in spé ervan kunnen leren. En ze kiest een favoriete zin.

In die rubriek had ze het eerder deze maand over mijn laatste roman, Na Mattias. Dit vond ze de mooiste zin:

En terwijl de zon onderging, steeg die ballon juist op met drie mensen aan boord: ze trokken zich omhoog aan de laatste banen zonlicht terwijl op aarde alle kleuters hun schouders bijna uit de kom zwaaiden, en kort daarna was het al bijna onmogelijk om je de silhouetten in dat mandje nog voor te stellen als gewone mensen die ook op slippers in dat gras hadden gestaan.

Ik dacht: misschien is dit een mooie gelegenheid om de ontstaansgeschiedenis van zo’n zin te reconstrueren. Hoe de zin gedurende bijna twee jaar – en zes versies – tot stand kwam.

Mei 2016: versie 1

In het voorjaar van 2016 begon ik te schrijven aan Na Mattias, toen nog onder de werktitel Negatieve ruimte. Het basisidee was er al: een verhaal door de ogen van acht tot tien personages, wiens levens elk een andere kant op worden gestuurd door de dood van die ene jongen. En ik wist ook al dat ik zou beginnen en eindigen met Amber, Mattias’ vriendin.

In de weken ervoor had ik op indexkaartjes allerlei ideeën voor karaktereigenschappen, locaties en scènes over de personages verdeeld. Amber (die ook nog bijna Aira heette; “wel mooi en mysterieus”, schreef ik op 16 mei in mijn aantekeningen) had toen dus al wat elementen toegewezen gekregen. Zo had ik al een liedje van Sufjan Stevens, John My Beloved, in gedachten als inspiratiebron voor haar verhaal. Hij zingt daarin: There’s only a shadow of me / in a matter of speaking I’m dead. Dat leidde tot de passage op de eerste pagina die begint met “rouw is als een schaduw” – en die later vaak geciteerd is in recensies en blogjes over het boek.

Op een ander kaartje schreef ik een locatie waar zich een deel van het verhaal kon afspelen: een “bos of park”, waar ze naartoe zou gaan “op haar verjaardag” en ook “de blinde man” zou tegenkomen. Met die verjaardag deed ik uiteindelijk niets (ik weet zelfs niet meer wat daar het idee achter was), en hoewel er later in het boek wel een blind personage aan het woord komt (Chris), komen hij en Amber elkaar nooit tegen.

Wat wel overbleef, was dit simpele gegeven: een deel van Ambers verhaal zou zich in een park afspelen.

Twee van de indexkaartjes voor Amber.

Twee van de indexkaartjes voor Amber.

Ik schreef de eerste versie van elk hoofdstuk door eerst een grove verhaallijn uit te tekenen en daarbinnen simpelweg veel ideeën voor scènes uit te proberen – soms abrupt afgebroken met een asterisk om daarna een sprong in de tijd te maken of iets heel anders te proberen. Meestal zette ik een timer voor een uur en dan bleef ik schrijven tot de tijd om was, benieuwd naar wat er in me op zou komen als ik snel moest associëren en niet mocht stilvallen. In een uur schreef ik op die manier ongeveer 1.000 woorden.

Als ik aan een scène in het park dacht, werd dat in mijn hoofd al snel het Utrechtse Park Transwijk, waar ik drie jaar naast heb gewoond. In die tijd ging ik daar vaak hardlopen of wandelen. En dat deed me tijdens een van die schrijfuren denken aan een avond in augustus 2009, toen ik er net woonde. Met mijn vriendin liep ik rond acht uur ’s avonds naar Park Transwijk, waar op een groot veld net een luchtballon werd opgeblazen. We keken ernaar, en ik nam er foto’s van.

Met die associatie kon ik wel iets, dacht ik. Wat als Amber en Mattias dat tafereel in het begin van hun relatie tegen waren gekomen?

Dus zo kwam ik tot deze zin. Hij ontstond als onderdeel van een losse flashback zonder duidelijk doel, op een vrij willekeurige plek in die rommelige, snel geschreven eerste versie. Ik plaatste de herinnering niet in augustus, zoals in het echt, maar “op het randje van de lente naar de zomer”, omdat dat symbolisch beter zou passen bij het moment in Amber en Mattias’ relatie.

En terwijl de zon langzaam onderging, steeg de ballon uiteindelijk op, wurmde zich voor de zon en liet een schaduw bij ons achter, kromp toen, kleiner en kleiner, hoger en hoger, een enkel kindje zwaaide nog eens, en toen was het een omgekeerde, donkere druppel tegen een blauwe lucht, waarin het moeilijk was de silhouetten nog te kunnen onderscheiden die even daarvoor nog als mensen, net als wij, met hun voeten op dit gras hadden gestaan.

Aan een paar dingen kun je goed zien dat dit een eerste versie is. Ik neig er dan naar alles met komma’s aan elkaar te rijgen. Misschien omdat ik probeer gedachten zich snel te laten vormen en elkaar op te laten volgen, zodat ik niet stilval.

Je merkt hier ook dat afgewogen schrijven en zorgvuldig stileren van later zorg zijn. De woorden ‘langzaam’ en ‘uiteindelijk’ zijn bij nader inzien overbodig en vooral aan dat ‘kleiner en kleiner, hoger en hoger’ zie je dat ik het belangrijker vond dat de woorden bleven komen dan of het goed geschreven was.

Juli 2016: versie 2

Na zes weken op die manier werken had ik 75.000 woorden. Ik liet het een weekend liggen en begon aan de tweede versie. Voor dat herschrijven printte ik de eerste versie van een hoofdstuk en markeerde allereerst met stiften de kantlijn. Groen wat goed genoeg was, oranje wat na grondige verbetering mocht blijven en rood wat ik zou schrappen. Met die A4’tjes naast me begon ik op het beeldscherm weer met een leeg document.

Voor mij is herschrijven iets anders dan redigeren, en zo vroeg in het schrijfproces is van redigeren – dat wil zeggen: een tekst doorlopen en verbeteren – nog geen sprake. Ik wil de kans zo groot mogelijk maken dat een nieuwe gedachte of een betere manier om iets te verwoorden voorrang krijgt op dat wat er al staat. De eerste versie is, zoals ik het al eens schreef in een ander stuk over mijn schrijfproces, mijn ondervloer: noodzakelijk, maar niet bedoeld om in het zicht te blijven.

Ik verplaatste het stuk over de luchtballon ook, al maakte ik me er wel makkelijk vanaf. Er kwam een lange opsomming met min of meer lukrake herinneringen van Amber aan Mattias (“een setje herinneringen”, noemde ze het in die tweede versie), en daar was dit er een van.

Ik heb rood gemaakt en doorgestreept wat ik ten opzichte van versie 1 schrapte, en groen wat ik toevoegde:

En terwijl de zon langzaam onderging, ging liggen steeg die ballon uiteindelijk op, wurmde zich voor de zon en liet een schaduw bij ons achter, kromp toen, met drie mensen erin, ze kruisten de laatste banen zonlicht van de dag en werden toen kleiner en kleiner, hoger en hoger, een enkel kindje zwaaide nog eens, en toen was het een omgekeerde, donkere ondersteboven hangende druppel zwart water tegen een blauwe lucht, waarin waarbij het moeilijk was de silhouetten nog te kunnen onderscheiden van de mensen die even kort daarvoor nog als mensen net als wij met hun blote voeten op dat gras hadden gestaan.

De zon liet ik blijkbaar liever niet “langzaam ondergaan”, en terecht. Dat is nogal voor de hand liggend gedrag van zo’n zon, en daarom oninteressant. Als je beschrijft hóé iets gebeurt, beschrijf het dan niet op de stereotype manier die iedereen toch al voor zich ziet, want dan kun je het net zo goed achterwege laten. Een zon die “langzaam” ondergaat, hooligans die “luidruchtig” zijn, een model dat “lange benen” heeft: hoeft allemaal niet. Vertel het me pas als die hooligans verlegen zijn of als je nog nooit iemand met zulke korte pootjes op de catwalk zag.

(Nu maakte ik ervan dat de zon “ging liggen”, wat ook echt niet mooi is, maar daar kom ik straks op terug.)

Dat herschrijven waarbij ik mezelf verplicht alles opnieuw te schrijven, heeft als resultaat dat ik elk woord heroverweeg. Zoals die “schaduw”: niet alleen had ik al een passage over een schaduw (zie boven), ook zag ik het gewoonweg niet voor me, dat zo’n ballon daadwerkelijk een soort zonsverduistering zou veroorzaken. Dus weg ermee.

En dat woord “omgekeerd” was ook te snel gekozen tijdens die haastige schrijfsessie in mei. “Ondersteboven hangend” is iets beter.

December 2016: versie 3

In december 2016 schreef ik een derde versie van dit hoofdstuk. Ik had het toen een paar maanden laten liggen, had mijn gewone werk weer opgepakt en liet een afstand groeien tussen mij en het boek. Ondertussen was het manuscript voor het eerst door anderen gelezen, onder wie mijn redacteuren bij Das Mag.

De belangrijkste verandering voor de zin was zijn plek binnen het hoofdstuk. Ik verplaatste de luchtballon naar een nieuwe scène en gaf hem daarbinnen een duidelijker doel. Op advies van mijn redacteur Daniël begon ik het boek met de fiets die voor Mattias bezorgd wordt; hij is er zelf niet meer, dus Amber weet niet goed wat ermee te doen. Dan volgt een nieuwe scène waarin ze opeens graag het huis uit wil, en naar het park loopt. De mooie herinnering aan die zomeravond met Mattias, die keer dat ze de luchtballon zagen, speelt daarin mee.

En terwijl de zon ging liggen steeg die ballon op met drie mensen erin, ze kruisten de laatste banen zonlicht van de dag alsof ze erdoor omhoog werden gezogen, en werden toen toen werden ze kleiner en kleiner, een enkele kindje kleuter zwaaide nog eens, en toen was het een ondersteboven hangende druppel zwart water tegen een blauwe lucht, waarbij het moeilijk was de silhouetten in het mandje nog te kunnen onderscheiden van de zien als mensen die kort daarvoor net als wij met hun blote voeten slippers op dat gras hadden gestaan.

Weer schaafde ik wat aan de zin. Blijkbaar kwam ik er op dit moment pas achter dat iets “kunnen onderscheiden van” nogal omslachtig is, want je kunt ook gewoon schrijven dat ze het “zien als”.

En als je er even over nadenkt, is het eigenlijk niet logisch dat mensen op hun “blote voeten” naar een stadspark lopen, of wel? Of dat ze ter plekke hun schoenen uittrekken. Dus daar maakte ik van: “met slippers”.

Mei 2017: versie 4

In mei 2017, een jaar na de eerste versie, herschreef ik in één maand tijd bijna het hele boek. Dat moest wel, want dat was hoelang ik vrij had genomen van NRC om eraan te werken. En weer knutselde ik wat met de zin.

En terwijl Toen de zon ging liggen, steeg die ballon op met drie mensen erin aan boord, ze kruisten volgden de laatste banen zonlicht van de dag alsof ze erdoor omhoog werden gezogen, zich eraan optrokken, en toen werden ze kleiner en kleiner, een enkele terwijl op aarde de kleuters zwaaide nog eens, en toen was het een onophoudelijk bleven zwaaien naar die ondersteboven hangende druppel water tegen een blauwe lucht, waarbij het en het was moeilijk was de silhouetten in het mandje nog te zien als gewone mensen die kort daarvoor net als wij met op slippers op in dat gras hadden gestaan.

Oké, een paar constateringen. Voor het eerst heb ik het hier over het “zich optrekken” aan banen zonlicht, wat ik een mooi beeld vind: zoals bergbeklimmers zich met een touw de volgende rots op trekken, zo moeten deze mensen de lucht in klimmen. Ik heb dat beeld, van die luchtballon die opstijgt, nu al meerdere keren voor me gezien tijdens het schrijven van die scène, en je kunt zien dat ik steeds opnieuw probeer daar de juiste vergelijking voor te vinden.

Eindelijk (want dat had al eerder gemoeten) schrap ik “en toen werden ze kleiner en kleiner”. Voorspelbaar, onorigineel, overbodig. Wél leuk is het om te zeggen dat de kleuters “op aarde” zwaaien, want dat sorteert alvast voor op wat ik later in de zin vaststel: er is ineens een heel duidelijk verschil tussen de luchtballonvaarders en iedereen die achterblijft. Als ik benadruk dat die kleuters op aarde zijn, denk je er eerder bij na dat de mensen in het mandje dat al níet meer zijn.

Ik hou nog wel vast aan het beeld van de “ondersteboven hangende druppel water”. Dat komt omdat ik dat beeld zo sterk voor me zag. Zo had ik het immers zelf gefotografeerd:

Het zou tot de allerlaatste versie duren voor ik dat gedeelte zou schrappen. Net op tijd. Want als je de foto er niet bij ziet, is dat beeld te complex. In On Writing schrijft Stephen King dat als een vergelijking haar doel treft, ze “ons op dezelfde manier verrukt als het tegenkomen van een oude vriend in een groep onbekenden.” Je moet ogenblikkelijk denken: hé, jou herken ik. Dat is hier niet zo; de lezer moet er te hard voor werken dit voor zich te zien. Toch was ik er vijf versies lang mee in m’n nopjes.

Wat ik ook interessant vind, is het komma-gebruik. In de eerste versie stonden, hou je vast, elf komma’s. Omdat ik ze toen nog gebruikte om halve gedachten en uitprobeersels bij elkaar te houden. Al meteen in de tweede versie sneuvelden er zeven, dus ik hield er vier over. Inmiddels zijn het er nog drie. Komma’s staan in latere versies in dienst van het ritme, de melodie. Juist waar ik daadwerkelijk de lezer een rustpunt wil geven, gebruik ik er een. Terwijl ik op andere plekken (“alsof ze zich eraan optrokken terwijl op aarde de kleuters onophoudelijk bleven zwaaien…”) juist vaart wil. Ik wil dat de zin na de eerste komma, die al vroeg komt, op het hoogste punt van de achtbaan is en dan een lange duik maakt, de lezer vastgespt en meeneemt.

September 2017: versie 5

Ik schoof weer wat met de volgorde van scènes, waardoor de flashback naar de lente-avond meteen na de opening met de fiets kwam. Geen geslaagd experiment, want de fietsbezorgscène was al een flashback (“Een week na Mattias werd zijn nieuwe fiets bezorgd”), waarna er dus meteen een tweede volgde, maar dan nog iets verder terug (“Een paar jaar geleden, op een warme avond…”). Het zou beter zijn eerst naar het heden te gaan, om daarna een logische reden op te werpen waarom de herinnering aan de luchtballon bij Amber opkwam.

Toen de zon ging liggen, steeg die ballon op met drie mensen aan boord, ze volgden trokken zich op aan de laatste banen zonlicht van de dag alsof ze zich eraan optrokken terwijl op aarde de kleuters onophoudelijk bleven zwaaien naar hun schouders bijna uit de kom zwaaiden, we wensten die ondersteboven hangende druppel water een behouden vlucht, en het was moeilijk kort daarna was het al onmogelijk de silhouetten in het mandje nog te zien voor te stellen als gewone mensen die kort daarvoor net als wij op slippers in het gras hadden gestaan.

Eindelijk stopte ik er een beetje humor in; daar ontbrak het nog aan. De kleuters blijven niet “onophoudelijk” zwaaien, nee, ze zwaaien “hun schouders bijna uit de kom”. Die koters doen dat natuurlijk vol overgave, want zo zijn ze. Dat zie je wel voor je. Dus dit werkt.

Daarnaast probeer ik de druppel-vergelijking nog te redden: de volwassenen, natuurlijk gereserveerder dan de kinderen, wensen hem “een behouden vlucht”.

Januari 2018: versie 6

Eindelijk heeft de zin z’n juiste plek gevonden. Ik ben het boek nu begonnen met de fiets die Amber aanneemt, gevolgd door de overpeinzing over “rouw is als een schaduw”. Ze ondergaat het verdriet, ze sluit zichzelf op, ze kluizenaart. Met die fiets naast haar. Maar dan ineens is het vreemd, zegt ze, een fiets in de woonkamer. “Stille trappers, warme spaken, wielen op het laminaat.” Ze wil naar buiten, weg uit die gevangenis, naar het park. Ze wordt “aangetrokken door de herinnering aan een avond een paar jaar geleden”.

Kijk, daar is de logische plek. De luchtballon past hier goed, als een herinnering aan betere tijden. Ze heeft het waarschijnlijk in haar herinnering nog iets mooier gemaakt dan het in werkelijkheid was. Was het een Instagram-foto, dan had ze het Juno-filter gebruikt. Dat mag, Amber, het is jóúw verhaal.

Mijn redacteuren Daniël en Marscha, die ook de vijfde versie weer meelazen, zetten een ‘+’ in de kantlijn bij passages die ze mooi vonden. Dat deden ze ook bij de scène met de luchtballon. Dat helpt: je bent even van je eeuwige twijfel af en wéét: dit gedeelte is goed. En het is leuker om te proberen van een 8 nog een 9 te maken dan om een 5 naar een 6 te moeten tillen.

Toen En terwijl de zon ging liggen onderging, steeg die ballon juist op met drie mensen aan boord,: ze trokken zich op omhoog aan de laatste banen zonlicht terwijl op aarde de alle kleuters hun schouders bijna uit de kom zwaaiden, we wensten die ondersteboven hangende druppel water een behouden vlucht, en kort daarna was het al bijna onmogelijk om je de silhouetten in dat mandje nog voor te stellen als gewone mensen die kort daarvoor net als wij ook op slippers in dat gras hadden gestaan.

Verbazingwekkend dat ik al die tijd niet doorhad dat de zon niet “gaat liggen”. Dat is gewoon niet wat een zon doet. Bovendien moest ik de zin soepel beginnen, in plaats van hem met een gebrekkige woordkeuze meteen de hik geven. Dus: hij ging onder.

Ik wil even zeggen dat ik sommige details, nu ik het zo teruglees, herschreef zonder goede reden, of veranderde en later weer terugveranderde. Het zal soms de vorm van de dag geweest zijn. En ik wil ook graag zeggen dat deze zesde versie niet perfect is, ook al is deze in het echte boek terechtgekomen. Er staat twee keer ’terwijl’ in; werkt die herhaling, of had het beter gekund? Waarom voegde ik nog dat woordje “juist” toe? En “bijna”?

Hier schrapte ik dus ten langen leste wel de ondersteboven hangende druppel water. Had ik eerder moeten doen, maar goed. Mede daardoor sneuvelt nog een komma – er blijven er twee over – en wordt de zin nog iets korter, wat best welkom is. De eerste versie had 76 woorden, de definitieve versie 67: een afname van 12 procent. (Overigens had de definitieve versie van het hele manuscript 40.590 woorden. Een afname van 45,8 procent ten opzichte van de 74.909 woorden van de eerste versie.)

Wat wel bleef én er vanaf de eerste versie uit mei 2016 in heeft gestaan: dat de zon onderging terwijl de ballon opsteeg, dat er een of meerdere kinderen zwaaiden en dat de mensen in het mandje al snel niet meer te herkennen waren als gewone mensen. Blijkbaar waren dat de drie basisgedachten achter dit beeld. Daar begon mijn eigen ingeving mee, waarna ze alle herschrijfrondes overleefden.

En misschien wel het belangrijkste van alles: al die tijd is het één zin geweest. Nooit heeft er een punt in gestaan. Ambers herinnering moest droomachtige sequentie zijn, een lange herinnering waar ze het liefst in wil blijven hangen. Ze wíl niet dat het stopt. Mattias was er nog.

‘Na Mattias’ is te koop in de boekhandels en via Das Mag. Het boek wordt op dit moment vertaald naar het Duits. Hier een overzicht van de recensies en reacties.